Fic.IX-a.
204
E Sioelpooten. 1 gedraaide geledingen en blokken {blok en geleding),
2 gedraaid ronde poot, versierd met kerven en beulingen, ringen. 3 ge-
slingerd. 4 geslingerd met kabeling (ook getorst of getordeerd komt natuurlijk
voor). 5, 6, 7 ba luster poolen. 5 ronde bal. 6 ronde b. met knorren kwastvormig
versierd. 7 vierkante balusterspoot. 8 Deze in den tijd van + 1700 typisch
gevonden vorm, bestaat uit een lange voluut die evenwel zooals in 't Lode-
wijk XlV-ornament steeds, afwisselt met een recht verbindingsstuk, daarin
dus zijn rust vindt. Men heeft voorgesteld rustvoluten. ik behelp mij met
Lodewijk XlV-volutcn. Het ornament waarmee deze deelen veelal zijn versierd,
of waaruit zij schijnen voort te vloeien, maakt ze tevens tot acanthus-
voluten. (Ook armleggerstutten en armleggers zijn meestal zoo versierd.*)
F. Vlechtarcaden, Vlechtboogjes.
Fig. IX. Tafel (zie noot bij Kruisen Fig. VII en Pooten VIII).
A Blad. Trekbladen A" Brug. 1 B schenen ? ~) D Pooten; (blok en
geleding), waar evenwel de zwelling van 't lid e zeer groot wordt (gonflé),
als in de tweede figuur, spreken wij van peer — vaas — urn. — Trek-
schenen, pooten, al naar den vorm van dit lid. e Een kerf./' een beuling, ring.
C Tafelrégel. De Franschen hebben hiervoor 't woord »ceinture" wat met
raam overeen zou stemmen. (Eigenlijk is het echter geen raam). De Duitschers
bezigen het nog geschikter woord Zarge, dat opstaande kant beteekent,
men spreekt van Tischzargen en Geigenzargen, de randen van een viool.
In veel gevallen treft men hier een kartelrand, rondgeholde landlijst en
steunstukken (E) aan. de laatste hier met gezanden grond. F Voetregel.
1) Natuuurlijk gelden al deze namen ook bij tafels.
2) Dc Tafel kan met coulissen maar ook met schenen tot trektafel ingericht zijn.
204
E Sioelpooten. 1 gedraaide geledingen en blokken {blok en geleding),
2 gedraaid ronde poot, versierd met kerven en beulingen, ringen. 3 ge-
slingerd. 4 geslingerd met kabeling (ook getorst of getordeerd komt natuurlijk
voor). 5, 6, 7 ba luster poolen. 5 ronde bal. 6 ronde b. met knorren kwastvormig
versierd. 7 vierkante balusterspoot. 8 Deze in den tijd van + 1700 typisch
gevonden vorm, bestaat uit een lange voluut die evenwel zooals in 't Lode-
wijk XlV-ornament steeds, afwisselt met een recht verbindingsstuk, daarin
dus zijn rust vindt. Men heeft voorgesteld rustvoluten. ik behelp mij met
Lodewijk XlV-volutcn. Het ornament waarmee deze deelen veelal zijn versierd,
of waaruit zij schijnen voort te vloeien, maakt ze tevens tot acanthus-
voluten. (Ook armleggerstutten en armleggers zijn meestal zoo versierd.*)
F. Vlechtarcaden, Vlechtboogjes.
Fig. IX. Tafel (zie noot bij Kruisen Fig. VII en Pooten VIII).
A Blad. Trekbladen A" Brug. 1 B schenen ? ~) D Pooten; (blok en
geleding), waar evenwel de zwelling van 't lid e zeer groot wordt (gonflé),
als in de tweede figuur, spreken wij van peer — vaas — urn. — Trek-
schenen, pooten, al naar den vorm van dit lid. e Een kerf./' een beuling, ring.
C Tafelrégel. De Franschen hebben hiervoor 't woord »ceinture" wat met
raam overeen zou stemmen. (Eigenlijk is het echter geen raam). De Duitschers
bezigen het nog geschikter woord Zarge, dat opstaande kant beteekent,
men spreekt van Tischzargen en Geigenzargen, de randen van een viool.
In veel gevallen treft men hier een kartelrand, rondgeholde landlijst en
steunstukken (E) aan. de laatste hier met gezanden grond. F Voetregel.
1) Natuuurlijk gelden al deze namen ook bij tafels.
2) Dc Tafel kan met coulissen maar ook met schenen tot trektafel ingericht zijn.