Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
De archeologische conferentie te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0048

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
42

schappelijk te bewerken heeft, zoo groot mogelijk zijn moet, wil hij de
verantwoordelijkheid voor den arbeid kunnen dragen.

Ook zijn de musea in ons land van zoo verschillenden aard en omvang,
dat men met het stellen van algemeene regelen uitermate voorzichtig zijn moet.

Op het eerste der twee aangegeven punten van behandeling strekt
het volgende tot antwoord:

i°. Bij de rangschikking van iedere verzameling is het wenschelijk,
dat de historische volgorde in acht worde genomen, voor zoover de stand
van onze kennis en de beschikbare plaatsruimte zulks veroorloven.

2°. De verzamelingen kunnen gevoegelijk gescheiden worden in hoofd-
afdeelingen naar tijdperken, zooals b. v. Germaansche, Romeinsche enz.
voorwerpen; deze hoofdafdeelingen worden dan weder verdeeld in groepen
naar de verschillende soorten der voorwerpen, binnen welke groepen bij
de rangschikking zooveel mogelijk een chronologische of typologische
volgorde in acht wordt genomen.

Indien er in een museum bezwaren van practischen aard tegen deze wijze
van indeeling bestaan, zoo kan de verzameling worden gescheiden in hoofd-
afdeelingen naar de grondstoffen of de soorten der voorwerpen ; deze hoofdaf-
deelingen worden dan weder in groepen verdeeld naar tijdperken, binnen welke
groepen de voorwerpen chronologisch of typologisch worden gerangschikt.

3°. In sommige gevallen kan een wijze van indeeling de voorkeur ver-
dienen, die het midden houdt tusschen de twee hierboven aanbevolen systemen.

4°. Om het verkrijgen van een algemeen overzicht eener verzameling te
bevorderen, verdient aanbeveling het beperken der tentoongestelde collectie door
het magasineeren van een gedeelte der voorwerpen. De bezoekers dienen er dan
echter op de een of andere wijze opmerkzaam op te worden gemaakt, dat er
nog andere voorwerpen dan de tentoongestelde in het museum aanwezig zijn.

Ook verdient het aanbeveling, om zoo mogelijk in iedere omvangrijke
verzameling een chronologisch gerangschikte keurcollectie in te richten,
ten einde aan het publiek een indruk te geven van de ontwikkeling der cultuur.

5°. Wat de tentoongestelde voorwerpen betreft, zoo is een rangschikking
volgens de vindplaatsen over het geheel niet raadzaam ; maar in bijzondere
gevallen kan het toch aanbeveling verdienen, om een aantal bij elkaar
gevonden en oorspronkelijk bij elkaar behoorende voorwerpen niet te
scheiden, maar gezamenlijk ten toon te stellen.

Op het tweede punt van behandeling strekt het volgende tot antwoord:
i°. Van alle voorwerpen, die in een museum zijn, dient een korte
inventaris te bestaan, dienende tot identificatie der voorwerpen.

2°. Ieder voorwerp dient afzonderlijk wetenschappelijk te worden
bestudeerd. Het resultaat dier studie kan men op verschillende wijzen voor
de toekomst bewaren. Een in vele opzichten aanbevelenswaardige manier
is, dat dit resultaat op losse bladen geschreven worde, voor ieder voorwerp
een afzonderlijk blad (zoogenaamde »Zettelkatalog"). Die bladen voege
 
Annotationen