Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
De archeologische conferentie te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0049

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
43

i

men tot een geheel samen volgens een systeem van rangschikking, dat
men zelf het best oordeelt.

3°. Voor iedere verzameling dient een gids voor den gewonen be-
zoeker vervaardigd en uitgegeven te worden, welke gids hem op het meest
bezienswaardige wijst en daaromtrent inlichtingen geeft.

Zeer wenschelijk is het, dat een wetenschappelijke beschrijving van
ieder museum worde uitgegeven, hetgeen echter eerst na de volledige
bestudeering mogelijk is. Dat bij de vervaardiging van zulk een beschrijving
de zoogenaamde Zetteikatalog van grooten dienst kan zijn, spreekt van zelf.
De bedoelde wetenschappelijke beschrijving omvatte alle voorwerpen. Zoolang
zulk een beschrijving niet is uitgegeven, volstaat de Zetteikatalog.

Is een verzameling niet zeer groot, dan kan het onderscheid tusschen
wetenschappelijke beschrijving en gids zóó gering worden, dat men met de
uitgave van één van beiden volstaan kan.

De rangschikking der voorwerpen dient aan het bewerken der weten-
schappelijke beschrijvingen en gidsen vooraf te gaan.

4°. Illustraties zijn voor den gids wenschelijk, voor de wetenschappelijke
uitgave noodzakelijk. Bij den gids late men de illustraties weg, wanneer
het boekje daardoor te kostbaar zou worden. Het is ook aanbevelenswaardig,
zoowel geïllustreerde als niet-geillustreerde gidsen te laten drukken.

5°. Het streven om bij de beschrijving der voorwerpen tot gelijkheid
in de terminologie te komen verdient aanbeveling", al zal dat doel eerst
van lieverlede bereikt kunnen worden.

Aldus vastgesteld te Utrecht, den 6en Januari 1906.

Namens de Vergadering:
De Voorzitter,

(iV.g.) A. E. J. holwerüa.

De Secretaris,

Aan (w. g.) C. W. Vollgraff.

Heeren Directeuren van het Provinciaal
Utrechtsch Genootschap van Kunsten en
We te n sc h appen.

2. Schrijven van de Directie aan haren Cofiservator.

Utrecht, Februari 1906.

Wel Edel Zeergeleerde Heer l

Het rapport der vergadering van museumdirecteuren, dat ons door U als
secretaris dier vergadering is toegezonden en dat wij bij U bekend mogen ver-
onderstellen, is door ons met aandacht overwogen. Wij veroorloven ons U
hierbij de conclusiën mede te deelen, waartoe die overweging ons heeft geleid.

i°. Het verheugt ons, in het rapport instemming te vinden met ons
denkbeeld, dat allereerst een korte doch nauwkeurige inventaris behoort te
worden samengesteld, waarin elk voorwerp, dat volgens uwe meening
 
Annotationen