Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Artikel:
Boeles, Pieter Catharinus J. A.: Repliek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0140

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
132

hier weer eens het oude verhaal van het systeem der la-Téne-fibulae en
hunne chronologische verhouding opgewarmd en naar aanleiding van de vondst
van zulke fibulae in de terpen deze voor vóór-Christelijk verklaard, alsof
niet Reinecke reeds het voorkomen van zulke z. g. la-Tène-schemata in
den Romeinschen tijd had geconstateerd, als had Piê niet reeds aangetoond
hoe die z. g. latere la-Téne-fibulae feitelijk Romeinsche provinciale vormen
waren, als had men niet in verscheiden Romeinsche nederzettingen uit de
eerste eeuw na Chr. dergelijke vormen gevonden, enz. En verder worden deze
stukken, omdat men de la-Tène-cultuur voor eene oorspronkelijk Keltische
houdt, als bewijs aangemerkt, dat Kelten in Friesland zouden hebben gewoond,
alsof er nooit van vreemd import sprake was.

Het lijkt ons dus het beste, over het laatste gedeelte van dit boekje,
feitelijk eene Duitsche vertaling van een reeds vroeger in dit Bulletin
geschreven artikel, verder te zwijgen.

Dr. J. H. Holwerda Jr.

Repliek. ')

Door de welwillendheid der Redactie ben ik in staat nog in ditzelfde
nummer te antwoorden op de voorafgaande opmerkingen van Dr. Holwerda Jr.
Eenig verweer schijnt bepaald noodzakelijk waar de schrijver zich zóó weinig
in staat toont tot het geven van eene objectieve beoordeeling van mijn werk.

Wat het eerste gedeelte van mijn boekje betreft, de opgravingen in de
terp te Hoogebeintum, die nog niet afgeloopen zijn, geeft Dr. H. instede
eener beoordeeling of overzicht van den inhoud, slechts eene herhaling van
hetgeen meer bedekt, doch niet minder duidelijk uitgesproken werd in het
bekende schrijven van den hoogleeraar-directeur van het Leidsche museum
aan de regeering (via curatoren der Universiteit) over de terpen in Friesland.
Nauwelijks was het een half jaar geleden, dat het Friesch Genootschap
door het aanstellen van een opzichter bij de afgravingen te Hoogebeintum
de aandacht op de terpen gevestigd had of men trachtte in Leiden, wraar
men sinds jaar en dag wist, dat er terpen bestonden, den goeden indruk,
die het Friesche initiatief gemaakt had, uit te wisschen, door, zonder met
één woord van ons te reppen, bij de regeering te betoogen, dat er tot
dusverre niets goeds aan de terpen gedaan was.

Ik heb daar indertijd uitvoerig op geantwoord 2j en als schrale dupliek
slechts kunnen lezen, dat het bewuste schrijven, nota-bene aan de regeering
gericht en bestemd om aan het Provinciaal Bestuur en alle burgemeesters

1) De belangrijkheid van dit onderwerp gaf ons aanleiding om aan Mr. Boeles
terstond gelegenheid te geven tot repliek. De inhoud der repliek blijft, evenals die
van de voorafgaande bespreking, geheel voor rekening van den schrijver.

Redactie.

2) N, Kott. Courant, 5 Nov. 1905, Ie bl. A.
 
Annotationen