Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Dritter Tag für Denkmalpflege, Düsseldorf, 25 en 26 September 1902
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: De Hessische wet tot bescherming van monumenten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0023

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Onder volle erkenning der verdiensten van de photographieë'n van Meyden-
bauer, werd door prof. Clemen gewezen op de hieraan verbonden kosten,
die een beletsel vormden voor algemeene toepassing '). Hij verdedigde
daarom het Fransche stelsel om voor het photographeeren met beroeps-
photographen te contracteeren.

Tevens wees hij op de wenschclijkheid om naast de foto's alle afbeel-
dingen te verzamelen, die tot de monumenten in betrekking staan, en om
deze verzamelingen en de verkregen resultaten op ruime schaal voor het
kunsthistorisch onderzoek open te stellen.

Na afloop van de eerste vergadering werd aan de bezoekers de gelegen-
heid geboden om de rijke verzameling oud-kerkelijke kunst op de ten-
toonstelling te bezichtigen onder de deskundige leiding van den heer
Schnütgen van het domkapittel te Keulen.

J. C. OVERVOORDE.

De Hessische wet tot bescherming van monumenten. -)

Met veel belangstelling werd in Duitschland de gang van het Hessische
ontwerp gevolgd en met vreugde werd het tot stand komen dezer wet
begroet, daar deze geacht kan worden een compromis te zijn tusschen de
wenschen der oudheidkundigen in het belang van het behoud der gedenk-
teekenen uit het roemrijk verleden, en den eisch der particuliere bezitters
om niet meer dan noodig in hun beschikkingsrecht te worden beperkt.
Het gewijzigd regeerings-ontwerp van Freiherr von Biegeleben, waarbij
gebruikt werd gemaakt van de deskundige besprekingen op den Denkmal-
pflegetag, onderging slechts formeele redactie-wijzigingen bij de behandeling in
de Tweede Kamer en werd daar in November 1901 aangewezen. Sinds dien
leidden de opmerkingen van de Standesherrliche Mittglieder der Eerste Kamer
tot een derde ontwerp, waarbij de rechten der particuliere bezitters beter
werden verzekerd. Dit werd door beide Kamers eenstemmig bekrachtigd.
De wet is gedateerd 16 Juli 1902 en trad met 1 October 1.1. in werking.

De bescherming der wet wordt niet tot de bouwwerken beperkt, maar
strekt zich ook uit tot roerende voorwerpen (bcwegliche Denkmaler, waar-
onder ook archiefstukken) en natuurschoon (Naturdenkmal.) Bij dit laatste
wordt o. a. gewaakt tegen het bederven der omgeving door het aanbrengen
van smakelooze reclameborden.

De uitgebreidheid der bescherming verschilt bij roerend en onroerend
goed en bij beide naar den aard van den bezitter.

Voor bouwwerken, belangrijk voor geschiedenis en kunst, (Baudenkmaler)
in het bezit van het Rijk, wordt geen bepaling getroffen, doch aan den
minister wordt de bevoegdheid gegeven om zich nadere goedkeuring voor

1) Volgens Geheimrath Fersius So Mark per opname van 40 X 4° c^-i volgens
anderen 45 Mark.

2) De wet is in haar geheel opgenomen in «die Denkmalpfiege" 6 Aug. 1902) hl. 473-
 
Annotationen