Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Bruinisse - Brummen - Heerlen - Leiden - Monster
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0038

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
30

Bruinisse.

Naar aanleiding van hetgeen vermeld wordt over het kerkgebouw te
Bruinisse op p. 283 van het laatst verschenen nummer van het Bulletin
van den Nederl. Oudheidk. Bond. kan ik u mededeelen dat in April 1869
6 dergelijke potjes door den burgemeester van Stolwijk aan het Museum
van Oudheden werden geschonken. Zij zijn afkomstig uit de oude
afgebrande kerk te Stolwijk. In de Museumpapieren vond ik daarover het
volgende:

«Volgens bcrigt van den heer burgemeester Kroon te Stolwijk waren
»deze potjes met eene groote menigte andere, langs den bovenkant van
»den koorwand, met de openingen naar de kerk gekeerd en dus liggende
»in eene rij ingemetseld; van een der potjes, No 4 zou men echter
»moeten aannemen dat het regt opstaande in den wand bevestigd is geweest.
»daar de eraan gehechte kalklaag op zulk eene loodregte plaatsing schijnt
»te wijzen. Het kannetje No 6 schijnt slechts, bij gebrek aan beter, van
»zijne oorspronkelijke bestemming voor huiselijk gebruik, tot het doel
»waarvoor de overige moesten dienen, gebezigd te zijn."

Deze voorwerpen zijn overgegeven aan de Rijksadviseurs voor de
monumenten van de Vadcrlandsche geschiedenis en kunst op machtiging
van den Minister van Binnenlandsche zaken bij schrijven van 1 Juni 1875,
No. 37, Afd. V, en thans in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Dr. W. Pleyte.

Brammen.

Aan de kerk te Brammen, voorheen den H. Pancratius toegewijd,
is veel. aan haar toren nog het minst geknoeid, ofschoon ook deze niet
geheel vrij is gebleven. Tegen zijne zuidzijde is een brandspuitenhok gezet.

De toren, met eene leien spits gedekt, welke van een vier- in een
achtkant overgaat, bestaat uit vier verdiepingen, waarvan de onderste met
tufsteen is bekleed. De beide andere zijn er volgens het algemeen gevoelen
later bovenop gezet. Men neemt dan aan, dat dit in 1402 gebeurd is,
welk jaartal binnen in de kerk onder de kalklaag van den noordermuur
heenschemert. De kerk zou toen vergroot en verhoogd zijn.

Deze meening komt mij onjuist voor. Alles toont aan, dat de bouw
van den toren in ééne periode voltooid en haar onderste verdieping niet
in Romaanschen stijl opgetrokken is.

Het jaartal 1402 beduidt naar mijne meening, dat toen kerk en toren
gezet zijn.

De versiering van den ingang der onderste verdieping wordt gevormd
door een eenvoudig uitgehold profiel, waarboven zich een gothisch blind-
venster bevindt. Door het muurwerk der tweede verdieping, welke evenals
 
Annotationen