102
spitsbogen met vulling van driebladerïge klaver; het ornament wijst op
een bouw van de 14de eeuw.
De muur, die bij de versiering nog 90 cM. dik is, wordt daarboven
slechts 35 cM., hetgeen doet denken, dat dit bovenstuk als borstwering
heeft gediend. Waarschijnlijk werd deze door kanteelen bekroond, die
later bij den bouw van het pakhuis zijn afgebroken. Aan het trapportaal
vindt men een soort uitbouw, die het begin kan geweest zijn van een
hoektoren.
De grond behoorde tot de oude stads versterking, daar het eiland
van de Wolwevershaven eerst later bij de stad getrokken werd.
Volgens Jan van de Maas, aan wiens artikel in de Dordrechtsche
Courant van 16 Januari het bovenstaande grootendeels is ontleend, ver-
meerderd met eenige inlichtingen ons door den Heer Adr. Schotel aldaar
verstrekt, behoort de muur waarschijnlijk tot den Drenckwaertstoren, die
ongeveer aldaar heeft gestaan, althans tusschen de Schrijverstraat en de
Palingstraat. Dit vermoeden wordt verstrekt door een transport van 1 Mei
1651, waarin nog wordt gesproken van »zekere huysingen, erven, kelders,
paekhuysen, thoorn ende andere toebehooren."
Het fragment moet verdwijnen voor de voorgenomen uitbreiding van
de pastorie, doch een der togen zal althans voor het Museum Oud-Dordrecht
gereserveerd worden en op last van den directeur van gemeentewerken is
tijdig voor het vervaardigen van goede opnamen gezorgd.
J. C. Overvoordk.
De Kerk der R. K. Gemeente te Halsteren.
Wanneer wij halverwege Bergen-op-Zoom—Thölén de stoomtram verlaten,
om ons langs een zijweg naar het op tien minuten afstands gelegen plaatsje
Halsteren te begeven, zien wij het dorp met zijn kerkgebouw tegen de
helling van eenen heuvel voor ons liggen.
Dit bedehuis is het doel onzer reis.
Schoon ligt het in de verte op eene verhevenheid, den geheelen
omtrek domineerend; de ligging verrast ons, daar wij er niet op voor-
bereid waren het kerkgebouw op eenen heuvelrug aan te treffen.
Bij het zien der kerk op dezen afstand vertoont zij zich als een
éénschepig gebouw met aan de westzijde een niet hoogen toren, doch hoe
meer wij het doel van onzen tocht naderen, hoe meer het kerkgebouw eene
andere gedaante aanneemt, zoodat wij, naderbij komende door de dorps-
straat, ontwaren, dat wij op een afstand slechts het bovengedeelte van het
schip en van den toren boven de dorpshuizen hebben waargenomen.
Door de straat gaande bemerken wij slechts een gedeelte der kerk,
doch aan het einde daarvan zien wij ons onverhoeds voor het geheele
kerkgebouw geplaatst.
Heeft op een afstand ons de ligging verrast, thans zijn wij verwonderd
spitsbogen met vulling van driebladerïge klaver; het ornament wijst op
een bouw van de 14de eeuw.
De muur, die bij de versiering nog 90 cM. dik is, wordt daarboven
slechts 35 cM., hetgeen doet denken, dat dit bovenstuk als borstwering
heeft gediend. Waarschijnlijk werd deze door kanteelen bekroond, die
later bij den bouw van het pakhuis zijn afgebroken. Aan het trapportaal
vindt men een soort uitbouw, die het begin kan geweest zijn van een
hoektoren.
De grond behoorde tot de oude stads versterking, daar het eiland
van de Wolwevershaven eerst later bij de stad getrokken werd.
Volgens Jan van de Maas, aan wiens artikel in de Dordrechtsche
Courant van 16 Januari het bovenstaande grootendeels is ontleend, ver-
meerderd met eenige inlichtingen ons door den Heer Adr. Schotel aldaar
verstrekt, behoort de muur waarschijnlijk tot den Drenckwaertstoren, die
ongeveer aldaar heeft gestaan, althans tusschen de Schrijverstraat en de
Palingstraat. Dit vermoeden wordt verstrekt door een transport van 1 Mei
1651, waarin nog wordt gesproken van »zekere huysingen, erven, kelders,
paekhuysen, thoorn ende andere toebehooren."
Het fragment moet verdwijnen voor de voorgenomen uitbreiding van
de pastorie, doch een der togen zal althans voor het Museum Oud-Dordrecht
gereserveerd worden en op last van den directeur van gemeentewerken is
tijdig voor het vervaardigen van goede opnamen gezorgd.
J. C. Overvoordk.
De Kerk der R. K. Gemeente te Halsteren.
Wanneer wij halverwege Bergen-op-Zoom—Thölén de stoomtram verlaten,
om ons langs een zijweg naar het op tien minuten afstands gelegen plaatsje
Halsteren te begeven, zien wij het dorp met zijn kerkgebouw tegen de
helling van eenen heuvel voor ons liggen.
Dit bedehuis is het doel onzer reis.
Schoon ligt het in de verte op eene verhevenheid, den geheelen
omtrek domineerend; de ligging verrast ons, daar wij er niet op voor-
bereid waren het kerkgebouw op eenen heuvelrug aan te treffen.
Bij het zien der kerk op dezen afstand vertoont zij zich als een
éénschepig gebouw met aan de westzijde een niet hoogen toren, doch hoe
meer wij het doel van onzen tocht naderen, hoe meer het kerkgebouw eene
andere gedaante aanneemt, zoodat wij, naderbij komende door de dorps-
straat, ontwaren, dat wij op een afstand slechts het bovengedeelte van het
schip en van den toren boven de dorpshuizen hebben waargenomen.
Door de straat gaande bemerken wij slechts een gedeelte der kerk,
doch aan het einde daarvan zien wij ons onverhoeds voor het geheele
kerkgebouw geplaatst.
Heeft op een afstand ons de ligging verrast, thans zijn wij verwonderd