Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Bijlage
DOI Artikel:
Obreen, H.; Moes, Ernst Wilhelm: Een en ander over Moes' Iconographia Batavia, no. 130
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0094

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
86

foto, bij eventueele opgaven gevoegd, zal mij ook zeer welkom zijn, daar
zij het best in staat stelt over het belang van een voorwerp te oordeelen.

Ik hoop, dat velen zich de betrekkelijk geringe moeite, van hen
gevraagd, willen getroosten.

Maar al te lang: is de geschiedenis van het Nederlandsche meubel
verwaarloosd. En zij heeft ons toch nog zooveel belangrijks te leeren.
Indien onze moderne meubelen, volgens internationale erkentenis, op de
Turijnsche tentoonstelling zijn gebleken tot de beste van dezen tijd te
behooren, dan danken zij dit aan den nationalen karaktertrek, met welken
juist de bestudeering van het oude meubel ons vertrouwd maakt: de
stemmigheid van kleur, de logica van bouw en de wijze gematigdheid in
versiering.

Tot die zoo wenschelijke geschiedenis onzer meubelkunst kan de
catalogus van het Nederlandsch Museum eene eerste bijdrage worden,
indien de lezers van dit blad slechts willen helpen.

Amsterdam. November 1902. Jan Kalf.

Een en ander over Moes' Iconographia Batavia, no. 130.

Het is jammer, dat tot nu toe de op deze triptiek afgebeelde personen
nooit behoorlijk geïndentificeerd zijn; een oplossing van dit vraagstuk zou
van veel belang zijn, zoowel voor de historie der Oud-Hollandsche schilder-
kunst, alsook der iconographie. Moge het hiervolgende als een poging
beschouwd worden om de zaak wat nader tot de waarheid te brengen.
Er zijn twee verschillende families waartoe de voorgestelde personen
gebracht zijn: ten eerste in. »de Navorscher'1 (43° jaar, pag. 96), waar betoogd
wordt, dat het Matenesse's zouden zijn, waarvan hij die bezitter der heerlijkheid
Alkemade was, zijn stamwapen (de schuinbalk beladen met drie sterren)
verwisseld zou hebben met dat der heerlijkkeid (de leeuw.) Dit is 0. m.
om de volgende drie redenen onaannemelijk:

i°. Is de familie v. M. een der oudste riddermatige Hollandsche
geslachten en is het ondenkbaar, dat + 1500 een telg zoo met zijn aloud
blazoen gehandeld zou hebben, dat hij het eenvoudig voor dat eener
heerlijkheid verwisselde.

20. Dragen alle zegels uit dien tijd het gewone, volle wapen v. Matenesse,
zonder uitzondering.

30. Welke leden van het geslacht v. Matenesse bezaten de heerlijkheid
Alkemade ?

Jacob van den Woude, o. m. heer van A.. laat na: Maria v. d. W. -j*
1488 erfdochter, huwt 1484 Philips van Matenesse ■f 1533. waaruit:

1. Jacob v. Mat. -j- 1515 oud 30 jaar, kinderloos.

2. Maria v. Mat. 0. m. vrouw van A. -J- 1558 huwt Johan van Duven-
voorde, ridder, waaruit de Wassenaers. heeren van Alkemade.
 
Annotationen