Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Rembrandt's Nachtwacht
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0054

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
46

onder elkander ééns zouden worden, dat men met groot krakeel uitéén
zou gaan en, dat de zaak onafgedaan zou blijven.

Ziet, werkelijk deed zich het wonder voor, dat, op een onbeduidende
minderheid van twee personen na, men het eens werd. Duidelijk hadden
de feiten gesproken. Kerngezond was de zaak. vin zuidwestelijk zijlicht wordt
het beste stelsel van verlichting gevonden".

In de dagen, dat de »Nachtwacht" aldus in het «Proeflokaal" was
tentoongesteld, wilde het geluk, dat ik als waarnemend hoofddirecteur van
't Rijks-Museum fungeerde. Het eerste wat ik deed, was onmiddellijk hiervan
profiteeren en liet schilderij gaan zien. De aandoening was weer
dezelfde en de omstandigheden waren aangenamer, doordat de zaal nu
ruimer was dan eertijds in het Suasso-Museum. Natuurlijk zag men niet
van uit alle plaatsen in de zaal even goed, dat is nooit, nergens met niet
één schilderij het geval, maar ik overdrijf niet, wanneer ik schrijf, dat ik
op de minst gunstige plaats het stuk toch nog oneindig veel mooier zag
dan in de Rembrandtzaal, met haar bovenlicht.

Ik zou zeer aandachtiglijk den heelen bundel stukken van het Rapport
hebben moeten doorlezen, om mij te kunnen verklaren, waarom men zóó
wijdloopig is geweest, om een zóó eenvoudige zaak, een zóó gemakkelijk
verkregen resultaat, waaromtrent een zóó zoete eensgezindheid bestond,
mede te deelen. Eerlijk beken ik dit niet gedaan te hebben.

Wat men van een kunstwerk vraagt is dan toch maar zooveel mogelijk
genot te verschaffen. De Rijks-Commissie verklaarde met vier en twintig
tegen twee stemmen, dat >de Nachtwacht" aan dien ïisch voldoet, wanneer
tentoongesteld in Z. Westelijk zijlicht. Hoe kort is dat te zeggen ! Wat
heeft men met al die stukken van doen ? Gaat men iets wat in tien woorden
duidelijk is te maken in het breede argumenteeren, dan wordt men zelden
boeiend.

Er is in den bundel maar één ietwat pikant stuk, de nota van Jhr.
Mr. V. E. L. de Stuers, een der twee voorstanders van bovenlicht. En zelfs
dit stuk zegt toch ook niet veel, wanneer men het maar nuchter aanziet.

Het groote publiek nu is nuchter.

Dat publiek zal onwillekeurig bij de lezing van 's heeren de Stuers'
nota denken aan moeder die Pietje met vele woorden betoogt, dat gember-
stroop niet lekker is en levertraan wel, — maar Pietje heeft ééns van
gembersiroop gesnoept en weet wel beter, en onder heel de preek van
moeder zint hij alleen maar op middelen, om nog eens van die gember-
stroop te proeven en geen levertraan meer te drinken.

Aan de meest geleerde, de fijnst uitgesponnen argumenten heeft ten
slotte het publiek maling. Het laat zich geen knollen voor citroenen ver-
koopen. Het wenscht weer te genieten. En al noemt nu de Heer de
Stuers bovenlicht veel gunstiger dan zijlicht, toch wil het de »Nachtwacht"
liever mooi zien met zijlicht, dan suf onder bovenlicht. Zalig zijn de armen
van geest!
 
Annotationen