Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond
— 4.1902-1903
Zitieren dieser Seite
Bitte zitieren Sie diese Seite, indem Sie folgende Adresse (URL)/folgende DOI benutzen:
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0061
DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:Feith, J. A.: Het huis ten Dijke
DOI Seite / Zitierlink:https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0061
5 3
stadsstraat, doch niet bij een landhuis of kasteel, is in 1791 doorjhr. Gosen
Geurt Alberda gebouwd. Met trots wijst hij in zijn dagboek op dezen bouw,
in zijne oogen eene »verfraaying" van het slot en binnenshuis liet hij ter
herinnering daaraan in den ongeveer 1 M. zwaren ouden voormuur, thans
den binnenmuur, eene sierlijke houten poort bouwen, prijkende met een
Latijnschen zegewensch, luidende: Stet Domus haec donec fluctus formica
marinos ebibat et totum testudo perambulet orbem.
Daarboven plaatste hij twee tegen elkaar leunende wapenschilden, dat
van hem zeiven en een blank schild, bestemd voor het wapen zijner toekomstige
echtgenoote. Dat schild is blank gebleven; het vermoeden door hem in
1791 gekoesterd, eenmaal eene hem waardige gade als vrouwe van Dijksterhuis
het huis binnen te leiden, is niet vervuld geworden. Ook de zegewensch
dreigt niet in vervulling te komen. Nog zijn de reis van den schildpad en
stadsstraat, doch niet bij een landhuis of kasteel, is in 1791 doorjhr. Gosen
Geurt Alberda gebouwd. Met trots wijst hij in zijn dagboek op dezen bouw,
in zijne oogen eene »verfraaying" van het slot en binnenshuis liet hij ter
herinnering daaraan in den ongeveer 1 M. zwaren ouden voormuur, thans
den binnenmuur, eene sierlijke houten poort bouwen, prijkende met een
Latijnschen zegewensch, luidende: Stet Domus haec donec fluctus formica
marinos ebibat et totum testudo perambulet orbem.
Daarboven plaatste hij twee tegen elkaar leunende wapenschilden, dat
van hem zeiven en een blank schild, bestemd voor het wapen zijner toekomstige
echtgenoote. Dat schild is blank gebleven; het vermoeden door hem in
1791 gekoesterd, eenmaal eene hem waardige gade als vrouwe van Dijksterhuis
het huis binnen te leiden, is niet vervuld geworden. Ook de zegewensch
dreigt niet in vervulling te komen. Nog zijn de reis van den schildpad en