Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
Feith, J. A.: Het huis ten Dijke
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0063

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
55

voor- en achterhuis en tevens naar het platte dak van den toren. Onmiddellijk
bij den uitgang naar dat platte dak was het vertrekje van den torenwachter.
Volgens de overlevering werd dit vertrek ook wel als gevangenis gebruikt.
Op dat dak had men een zeer ruim uitzicht tot ver in de zee aan de eene
zijde, tot wijd over de Ommelanden aan de andere zijde, met de torens
van de op vijf uren afstand gelegen stad Groningen in het verre verschiet.

De kelder, waarin keuken, bijkeuken, bier- wijn- en provisiekelders, bestond
uit een aantal lage tonronde steenen gewelven. De vloer van den kelder
lag ongeveer i M. beneden den waterspiegel van de gracht.

De ligging en omgeving van Dijksterhuis is verder gelijk die van de
meeste Ommelander kasteelen. Het huis zelf met een voorplein !) was van
alle zijden in de grachten gelegen, de zoogenaamde binnengracht. Een
brug, prijkende met twee schilddragende leeuwen, voerende de wapens
van Alberda, leidt tot het voorplein, oudtijds de voorburg, waar zich de
stallingen, schuren en knechtenwoningen, de zoogenaamde »schathuizen"
bevinden. Achter de schathuizen liggen de tuinen voor groente, voor boom-
gaard en voor vermaak en dit alles is omgeven door een buitengracht.
Over de buitengracht voert wederom een brug. Hier staat liet sierlijke,
trotsche inrijhek uit het laatst der ijie eeuw, prijkende met op zware
zuilen geplaatste gebeeldhouwde vazen. Dergelijke vazen, op zandsteenen
voetstukken geplaatst en met wapens en lofwerk voorzien, stonden ook
hier en daar paarsgewijze in de oprijlaan of aan den ingang van het
landgoed.

Rondom de buitengracht, links en rechts van de oprijlaan, loopt in het
vierkant de statige singel van zwaar geboomte.

Nog eenige weken en van al die schoonheid en deftigheid zal niets
zijn overgebleven. Reeds is de afbraak van het hechte huis begonnen en
staat de houtveiling van al het geboomte in de dagbladen aangekondigd.

In menig opzicht is dit voorzeker te betreuren. Een heerlijk plekje
natuurschoon, een »bosch" te midden der vlakke Weilanden en zeer nabij
de zee, een slot met enkele historische herinneringen, een landgoed, dat
het type droeg van de woning eens Ommelander jonkers uit vorige eeuwen,
dat alles zal voor goed van den aardbodem verdwijnen. En toch, er zijn
erger vandalismen geschied.

Het huis ten Dijke had uitwendig, behalve wellicht in zijn eenvoudigen
achtergevel en toren, zeer weinig architectonische waarde, de verbouwing
van 1791 had het karakter van middeleeuwsch slot vrij wat bedorven.
Inwendig waren zoo goed als alle sporen uit de middeleeuwen en uit de
jyde en 1 gdo eeuw weggenomen.

Sedert 1845 stond het huis onbewoond en het liet zich bezwaarlijk
vermoeden, dat er iemand zou gevonden kunnen worden, genegen en in
staat tevens om dit eenzame slot te bewonen.

1) De toren, oorspronkelijk ook uit het water opgebouwd, was in latere jaren
eveneens door een strook grond omgeven.
 
Annotationen