DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:Overvoorde, J. C.: De kerk der Ned. Herv. Gemeente te Ouddorp
DOI Artikel:Landweer, Geert J.: De houten "veenweg" in de gemeente Smilde
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0067
59
Volgens de thans aanhangige bouwplannnen wil men de drie travées
van het koor uitbreken en hier een soort transept uitbouwen tot 5 Meter
buiten het schip. De koor-afsluiting zoude dan behouden blijven en dienst
kunnen doen voor consistoriekamer en orgelgalerij.
Een ander plan, waardoor de kerk niet wordt geschaad, werd door den
rijksarchitect, den heer A. Mulder, aan de hand gedaan. Hierbij werd voor-
gesteld om de kerk weder aan den toren te trekken en op de oude fun-
damenten op te bouwen, zoodat de toren weder als voorheen in de kerk
gebouwd werd. Men verkreeg dan voldoende ruimte door het aangebouwde
deel en eene hierin aan te brengen tribune, of kon, als men hiertegen
bezwaar maakte, nog meerder ruimte vinden door den aan het koor voor-
genomen aanbouw te voegen aan den nieuwen bouw tusschen den toren
en de kerk. Op deze wijze kon in de behoefte aan meerder ruimte worden
voorzien zonder aan de oude kerk te schaden.
Op een schrijven aan den heer J. Boss kreeg ik den 2llen December bericht,
dat het college van kerkvoogden bezwaar maakte om het plan van den
heer Mulder te volgen, daar men vreesde hierdoor of te weinig ruimte te
winnen, of bij verdere uitbreiding in kosten te vervallen, die de beschik-
bare middelen te boven zouden gaan.
J. C. Overvoorde.
De houten »veenweg" in de gemeente Smilde.
Den iyen Juli 1902 werd in de gemeente Smilde — 15 a 20
minuten ten oosten van de Drentsche Hoofdvaart en noordoostelijk van de
Suermondts- of Dikke wijk - een gedeelte van een houten veenbrug of
veenweg opgegraven in tegenwoordigheid van de Commissie van Bestuur
van het Drentsch Museum.
Wat afmeting en. ligging betreft kwam deze weg geheel overeen met
de meeste der andere gevonden houten veenwegen. De breedte bedroeg
+ drie Meter, terwijl hij gevonden wordt op de scheiding van het vezelige
grauwveen en het compacte zwart- of blauwveen. Dit was ook reeds
geconstateerd bij eene opgraving, die in Juni 1896 plaats had 1). Ook deze
weg is dus waarschijnlijk ongeveer in denzelfden tijd aangelegd. Het thans
opgegraven gedeelte lag bijna op den zandbodem. Er werd slechts een
geringe hoeveelheid pekachtig veen onder gevonden. De laag grauw veen
erboven bedroeg + een halven Meter. Voorheen zal deze laag ongetwijfeld
van grooter afmeting geweest zijn, daar 't veen in vroeger jaren blijkbaar
was afgebrand voor 't ^boekweiten".
De weg bestond, voor dit gedeelte althans, uitsluitend uit ruwe boom-
stammen met een omtrek van 34 tot 54 centimeter, die, zooals op de door
mij ter vindplaats genomen photographieën duidelijk is waar te nemen, dicht
i) Verslag Museum-Commissie Assen 1897.
Volgens de thans aanhangige bouwplannnen wil men de drie travées
van het koor uitbreken en hier een soort transept uitbouwen tot 5 Meter
buiten het schip. De koor-afsluiting zoude dan behouden blijven en dienst
kunnen doen voor consistoriekamer en orgelgalerij.
Een ander plan, waardoor de kerk niet wordt geschaad, werd door den
rijksarchitect, den heer A. Mulder, aan de hand gedaan. Hierbij werd voor-
gesteld om de kerk weder aan den toren te trekken en op de oude fun-
damenten op te bouwen, zoodat de toren weder als voorheen in de kerk
gebouwd werd. Men verkreeg dan voldoende ruimte door het aangebouwde
deel en eene hierin aan te brengen tribune, of kon, als men hiertegen
bezwaar maakte, nog meerder ruimte vinden door den aan het koor voor-
genomen aanbouw te voegen aan den nieuwen bouw tusschen den toren
en de kerk. Op deze wijze kon in de behoefte aan meerder ruimte worden
voorzien zonder aan de oude kerk te schaden.
Op een schrijven aan den heer J. Boss kreeg ik den 2llen December bericht,
dat het college van kerkvoogden bezwaar maakte om het plan van den
heer Mulder te volgen, daar men vreesde hierdoor of te weinig ruimte te
winnen, of bij verdere uitbreiding in kosten te vervallen, die de beschik-
bare middelen te boven zouden gaan.
J. C. Overvoorde.
De houten »veenweg" in de gemeente Smilde.
Den iyen Juli 1902 werd in de gemeente Smilde — 15 a 20
minuten ten oosten van de Drentsche Hoofdvaart en noordoostelijk van de
Suermondts- of Dikke wijk - een gedeelte van een houten veenbrug of
veenweg opgegraven in tegenwoordigheid van de Commissie van Bestuur
van het Drentsch Museum.
Wat afmeting en. ligging betreft kwam deze weg geheel overeen met
de meeste der andere gevonden houten veenwegen. De breedte bedroeg
+ drie Meter, terwijl hij gevonden wordt op de scheiding van het vezelige
grauwveen en het compacte zwart- of blauwveen. Dit was ook reeds
geconstateerd bij eene opgraving, die in Juni 1896 plaats had 1). Ook deze
weg is dus waarschijnlijk ongeveer in denzelfden tijd aangelegd. Het thans
opgegraven gedeelte lag bijna op den zandbodem. Er werd slechts een
geringe hoeveelheid pekachtig veen onder gevonden. De laag grauw veen
erboven bedroeg + een halven Meter. Voorheen zal deze laag ongetwijfeld
van grooter afmeting geweest zijn, daar 't veen in vroeger jaren blijkbaar
was afgebrand voor 't ^boekweiten".
De weg bestond, voor dit gedeelte althans, uitsluitend uit ruwe boom-
stammen met een omtrek van 34 tot 54 centimeter, die, zooals op de door
mij ter vindplaats genomen photographieën duidelijk is waar te nemen, dicht
i) Verslag Museum-Commissie Assen 1897.