Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Een Hollandsche stad in Sleeswijk-Holstein: (nar het artikel van den Regierungs-Baumeister Paul Krause in "Die Denkmalpflege", 1903 n° 6)
DOI Artikel:
Boekbeoordeeling en Aankondiging
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0201

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
192

geeft het bewijs van de hooge ontwikkeling der Nederkndsche kunst in
die dagen. Boven den ingang vindt men het opschrift:
»omne solum forti viro patria."
Ook bij de later gebouwde huizen is de invloed van de Hollanders
merkbaar. Het zijn smalle huizen met naar verhouding breede vensters. De
penanten zijn hierdoor dikwijls zoo smal dat men aan het vakwerk wordt
herinnerd. Het zijn vlakke trapgevels of tuitgevels met vlechtwerk, versierd
met fraai gesmeede ankers, met gevelsteenen met leeuwenkoppen, enz.
Bij latere verbouwingen is somtijds van gedeelten van den ouden
bouw uit den Hollandschen tijd gebruik gemaakt. Vooral de deuren zijn
met voorliefde behandeld. Een groot deel der oude huizen is echter ver-
dwenen door de vernieuwingen, die noodzakelijk gemaakt werden door de
beschieting der stad in 1850.

_ J. C. O.

1) De hierbij gevoegde afbeeldingen zijn, met toestemming van de Redactie, aan
»die Denkmalpflege" ontleend.

Boekbeoordeeling- en -Aankondiging.

Atlas van Stolk. Katologus der historie-, spot en zinneprenten
betrekkelijk de geschiedenis van Nederland, verzameld door
A. van Stolk Cz., gerangschikt en beschreven door G. van
Rijn. Zesde deel. Amsterdam, Frederik Muller & Co. 1901 8°.

Mocht ik vroeger reeds in dit tijdschrift ') mijn algemeene indrukken van
dezen reuzenarbeid weergeven, nadat het vijfde deel verschenen was, de
uitgave van het zesde is voor mij een gereede aanleiding in bijzonderheden
hierop terug te komen, want vooral dit zesde deel doet de groote voor-
treffelijkheden van het werk van den Rotterdamschen bibliothecaris uitkomen.
In dit deel toch worden de prenten behandeld die het veelbewogen tijdperk
van 1783 tot 1795 illustreeren, m. a. w. den patriottentijd, en al moet men
erkennen, dat de heer van Rijn in geen tijdperk van onze geschiedenis
vreemd is, in den Keezentijd is hij eerst recht doorkneed. En het is wel
strikt noodzakelijk dat een geschiedvorscher een mentor van dat gehalte als
geleide heeft, wanneer hij uit den chaos van zinne- en spotprenten bronnen
voor zijn onderwerp wil putten. Zaakkundige en uitvoerige verklaring is
hier vereischte. Aan Erederik Muller heeft het zoowel aan tijd als aan de
noodige historische detailkennis ontbroken, om zijn beschrijving tot leiddraad
te doen verstrekken.

! Iet historisch belang doet ons bijna niet gevoelen, dat uit een oogpunt
 
Annotationen