Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI issue:
Nr.6
DOI article:
Lugt, Frits: De Van Goyen-tentoonstelling te Amsterdam
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0229

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
220

hem, uit de jaren 1620—30, gezellige hoekjes kindschap met frisch gekleurde
figuurtjes en huisjes gestoffeerd en daarna een lange reeks steeds fijnere
symphoniën in warm-bruine, geel-groene of zilver-grijze gamma's. Van al
deze in hoofdtoon verschillende groepen vonden wij specimina op de ten-
toonstelling. In heerlijke warm-bruine en oker-achtige tinten, die van 1630
tot 1645 vooral zijn fort waren, was bovenal gehuld No. 10 »Het bruggetje"
van Baron Sweerts de Landas, een analoog gevalletje als Rembrandt's
«Bruggetje van Six". Alles ademt in dit stukje een drukkende zomerwarmte
en tintelt van zonnelicht. Zonderling, hoe ons in dit schilderijtje van 1630
die massieve, helverlichte boomgroep links aan Rembrandt herinnert, die
toen toch nog geen enkel landschap van beteekenis had gemaakt! Minder
lichtuitstralend, doch grootscher in zijn majestueuze uitgestrektheid was
No. 34, 1645 gedateerd, waarop een sterk bewolkte, drukkende lucht, die
meer dan drie vierden van het paneel inneemt, een sterk bruin getint, vlak
landschap overwelft. Vervolgens was in fijne grijzen o. a. geschilderd No. 32
(Paravicini Vischer, Bazel), een stukje, dat dateert uit de bekende collectie
Rothan, die zoo rijk was aan prachtige van Goyens.

Er waren op de tentoonstelling, behalve de voor den meester typische
werken, verschillende, die door hun bijzonderen durf uit den band sprongen.
Tot deze categorie behoorde onder meer No. 9 (Kleinberger, Parijs), een
doek van groote afmetingen, interessant door de twee groote figuren, die
links op den voorgrond zitten; het was opmerkelijk te zien met hoeveel
gemak hier de landschapschilder de ruwe gezichten dier twee vagebonden
had opgesmeerd. Weinig werken van hem bestaan er met groote figuren
er op en sinds de »Tronie", die in een ouden inventaris voorkomt, ver-
loren is gegaan, zijn voorbeelden van zijn veelzijdig talent als voorgaand
van veel belang. Vervolgens dient vooral No. 21, »Opkomende storm"
(Dr. C. Hofstede de Groot) vermeld te worden als iets geheel ongewoons ;
in dit sombere stuk heeft de schilder op een buitengewoon aangrijpende
wijze de drukkende, zwoele stilte, die een storm op zee voorafgaat, weer-
gegeven. No. 26 (Léon Janssen, Brussel) behandelt een reeds losgebroken
storm op 't water; het opvallende van dit stukje bestaat in een helwitte
wolk, die de meester brutaalweg midden in een loodzwarte lucht heeft
geplaatst. Ongewoon grootsch was No. 31. een riviergezicht met rechts de
overblijfsels van een groot kasteel (Thomas Agnew & Sons); hierop staat
een prachtige lucht, met een floers van grijze wolkjes bedekt, waardoorheen
de ondergaande zon op een fantastisshe wijze zijn gouden stralen zendt.
En dan dat uiterst fijngevoelde stukje No. 36, »Buiig weer", van Arthur
Kay! Bijna niets dan één grijze regenlucht, waar tal van wolkjes zicli
opstapelen en langs elkaar schuiven, terwijl een gladde watervlakte, waaruit
een prachtig in toon gehouden bolwerk opstijgt, dit zilveren gewelf weer-
spiegelt. Van die uitgestrekte vergezichten, die van Goyens roem zoozeer
rechtvaardigen, zagen wij er ook enkele, waarvan het mooiste buiten
twijfel Humphry Ward's stukje was (No. 23). Verwonderlijk hoe in di
 
Annotationen