Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Heft:
Oude Monumenten
DOI Artikel:
Cuypers, P. H. J.: De restauratie van de St. Servaaskerk te Maastricht, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0030

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
24

plaatsen van het standbeeld van Karei den Groote was dit gedeelte zeer
gewijzigd, zelfs werden de profielen van de voetstukken der wandzuilen van
het middenschip afgehakt. Ook de noordwestelijken ingang met het beeld
van St. Pieter was gewijzigd en door metselwerk en baksteen vervormd.

De oorspronkelijke ingang naar de traptorens ten westen was
dichtgemetseld terwijl op een andere plaats de toegang was ingebroken.

De oorspronkelijke uitgang langs den N. zijde van den westbouw was
ook dicht gemetseld en achter baksteenen metselwerk verborgen.

De geheele XIII ecuwsche zaal, thans schatkamer, en verdere gebouwen
aan de Noordwestzijde waren zeei verminkt, o. a. door het inbouwen van
een kelder onder het zuidelijkste gedeelte, waartoe vensters en ingangen in
den kloostergang waren gebroken, de bekapping en dakwerk geheel ver-
anderd en vervormd; er waren echter nog genoeg aanduidingen aanwezig, om
de herstelling met volkomen zekerheid tot stand te kunnen brengen.

In 't noordelijk gedeelte had ook reeds in de XVde eeuw eene verbouwing
plaats gehad; het houten tongewelf was vervangen door rijk XVde eeuwsche
netgewelven, sierlijk van vorm en met schilderwerk verlucht; vele gebrekkige
deelcn eischten hier voorziening.

De oorspronkelijke uitvoering was met weinig zorg en slordig behandeld,
zoodat er belangrijke zettingen hadden plaats gehad, die nu voorzichtige
en doelmatige herstelling noodzakelijk maakten. Het huis nu door den
koster bewoond was zeer beschadigd en onherkenbaar verbouwd.

Het noordelijk portaal van den kloostergang was zeer gemutileerd en
verweerd; al de beelden, die omstreeks 1704 waren weggenomen, en de
fialen der pinakels ontbraken ; de aangrenzende straat was verhoogd, zoodat
de vloer van den kloostergang voor een groot deel ook met deze ophooging
was medegegaan en ter plaatse met keien bestraat. Dit laatste geschiedde in
verband met de verhuring van den grooten kelder van het kapittel aan een wijn-
handelaar, die zijn tonnen met kar en paard tot in den kloostergang liet komen.

In den kloostergang hadden verscheiden bouwkundige vormen veel
geleden, de meeste venstertraceeringen waren beschadigd, enkele zelfs
zoodanig, dat zij geheel moesten vernieuwd worden.

Oorspronkelijk waren al de bogen van de kloostergangen uitkomende
op den hof het Paradijs genaamd, zonder beglazing, doch alleen afgesloten
door gesmeed ijzeren traliewerk. Daar nu de borstwering een horizontale
niet afwaterende afdekking had, leed deze veel van water, vorst en sneeuw
en was zij grootendeels verweerd: terwijl ook op menige plaatsen zettingen
voorkwamen. Eerst in lateren tijd, denkelijk in de XVIIde eeuw, had men een
beglazing in lood gémaakt, die echter zonder invloed was op de buitenhelft
der borstwering.

De toegang van de kerk naar het oostelijk pand van den kloostergang
was ook zwaar beschadigd door het maken van deuren, van afmetingen
niet overeenkomende met de oorspronkelijke opening.

Wordt vervolgd. Dr. P. H. J. Cuypf.ks.
 
Annotationen