Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI Heft:
Nr. 2 en 3
DOI Artikel:
Boekbeoordeeling en Aankondiging
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0107

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
IOO

Boekbeoordeeling en Aankondiging.

Het Hollandsche landschap in ontstaan en wording, door
Dr. Johanna de Jongh. 's Gravenhagc Martinus Nijhoff 1903.

De geschiedenis van het Hollandsche landschap is aan de orde. Er
is zooveel van terzijde over gepraat zoovaak op gewezen dat het waarlijk
tijd werd er eens een afzonderlijke studie aan te wijden. In zooverre is
dus het werk van Dr. Johanna de Jongh op 't juiste tijdstip verschenen.
Aanbod en vraag vielen samen ; de kennelijke bedoeling zonder onnoodigc
boekengeleerdheid een frisch verhaal te geven van dezen zoo weidsch zich
ontvouwenden tak onzer schilderkunst droeg er toe bij dat we onder gunstige
condities het betoog der schrijfster konden volgen.

Uitgegaan van de nadere omschrijving van het begrip landschap,
Hollandsch landschap, als onafscheideijk van het atmosfeerisch zien, van
de ontdekking van het verbindend en scheidend medium der vochtige
lucht, stelt Dr. de Jongh onmiddelijk voorop het essentieel verschil tusschen
Hollandsch en Vlaamsen landschap, om dan over te gaan tot het onder-
zoek naar de wortels, naar wat men zou kunnen noemen de landschaps-
ingredienten in de profaan-speelsche randversieringen der verluchte handschrif-
ten, in de z.g. adrólerie."

Op dit bescheiden begin volgt als volkomen gerijpte kunst het «kalender
landschap'' in de onlangs uitgegeven »Belles Heures de Turin" dat, ont-
staan in het gewichtig tijdvak der v. Eycken en reeds vóór een der
gedateerde schilderijen, bewijst, dat het landschap als zelfstandig begrip in de
kunst reeds zeer vroeg bestond.

Vervolgens bespreekt de schrijfster Jan van Eyck's waarde voor dit
onderdeel, zijn verhouding tot de specifiek Hollandsche kunst en zijn invloed
op de Hollandsche en Vlaamsche schilderschool, tracht aan te toonen, dat
de vrije kijk op het landschap in het verloop der 15e eeuw tot een deco-
ratieve formule verstijft, voegt er bij, hoe in de 16e eeuw door mannen
als Lucas v. Leyden, Pieter Aertsen aan den eenen, door Patinir en den
jongen Brueghel aan den anderen kant de eigen zienswijze der verschillend
aangelegde volken meer en meer te voorschijn komt, welke uiterlijke
oorzaken daarop hebben gewerkt en legt eindelijk het verband tusschen de
kunst van Jan v. Goyen, Aert v. d. Neer, Salomon v. Ruysdael en de
voorbereiders van dien grooten bloeitijd t^Arent Arentz, Avercamp, Esaias
v. d. Velde en Molyn. Na een afzonderlijke behandeling van het »zeegezicht"
naar dezelfde maat gemeten als het landschap tot daartoe, sluit het boekje
met de beschouwing van het laatste en gewichtigste moment in alle land-
 
Annotationen