Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI Heft:
Nr. 2 en 3
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst en het Ethnographisch Museum
DOI Artikel:
In de Nicutvc Rotterdamschc Coiira/it van 23 Dec,
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0056

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
49

beoefend dient te worden, dat de verzamelingen van voorwerpen welke
haar illustreeren ook in een apart museum behooren te worden verpleegd.

De Heer Muller spreekt ook nog van de afdeeling gipsafgietsels,
welke, tot zijn verbazing, onder het beheer eener afzonderlijke commissie
is gesteld. Ook dit is zeker niet in den haak.

Waar aan de zorgen van den directeur van het Nederlandsen Museum,
naast de voorwerpen van kunstnijverheid, ook de beeldhouwwerken zijn
toevertrouwd, daar is het aangewezen, dat ook deze ambtenaar te beslissen
heeft welk meubel of welk beeldhouwwerk, in gips afgegoten, aan de
verzameling moet worden toegevoegd. De laatste toch dienen ter comple-
teering van de lessen welke uit de eerste kunnen getrokken worden.

Door de tegenwoordige commissie worden op een der binnenplaatsen
van het Rijks-Museum reeds een aantal afgietsels bewaard waarvan er vele
later in eene geordende verzameling zouden kunnen worden opgenomen.
Kwam nu. door de verplaatsing der militaire afdcelingen naar elders, ook
de tweede binnenplaats vrij, dan zou die eveneens voor tentoonstelling van
gipsafgietsels kunnen worden ingericht. En dan zoude men wel doen eens
voorop te stellen wat men met deze verzameling bedoelt, opdat ook van
haar leering uitga. Van een naast elkaar staan der meest onsamenhangende
monumenten zou dan geen sprake mogen zijn. Zoo ergens, dan is hier
gemakkelijk logisch verband, éénheid te verkrijgen. Hier heeft men niet
te maken met unica, hier behoeft men zich niet te haasten van een
éénig voorkomende gelegenheid gebruik te maken. Wanneer men precies
weet welke monumenten men opgenomen wenscht te zien, dan kan men
er elk jaar een paar laten afgieten, of in het buitenland bestellen.

Er zou ruimte genoeg bestaan om de Nederlandsche beeldhouwkunst
op schitterende wijze vertegenwoordigd te krijgen en daarnaast, als
aanvulling, de leerrijkste buitenlandsche werken, vanaf den wederopbloei der
monumentale plastiek in de middeneeuwen tot in den nieuweren tijd. Het
denkbeeld een verzameling te maken die een overzicht geeft van de
Europeesche beeldhouwkunst vanaf de 12de eeuw, behoort waarlijk niet
tot de hersenschimmen. A. Pit.

In de Nicutvc Rotterdamschc Coiira/it van 23 Dec, 2U Blad A, stond
een merkwaardig stukje naar aanleiding van het portret van Messchaert,
geschilderd door Jan Veth, dat onlangs in het Rijksmuseum te Amsterdam
werd tentoongesteld. De opmerkingen daarin gemaakt, hebben iets actueels,
nu de inrichting onzer nationale musea ter sprake is gebracht bij de
discussies over het Ethnographisch Museum.

Behoort het geschilderd of gebeeldhouwd portret van een beroemden
tijdgenoot, ook wanneer het als kunstwerk niet te prijzen valt, in het Rijks-
museum te worden opgenomen? Schrijver antwoordt ontkennend en wijst
 
Annotationen