Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Berichten over Nederlandsche Musea
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0222

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
215

Berichten over Nederlanclsche Musea.

Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst te Amsterdam.
Aanwinsten.

In aansluiting bij hetgeen ik over de kleine verzameling Koptische
weefsels, aan het slot van mijn vorig artikel, zeide (Bulletin n°. 5. blz. 182),
wensch ik thans een drietal nieuw aangekochte stoffen te bespreken, even-
eens in Koptische graven gevonden, doch die niet dezelfde Gobelin-techniek
vertoonen van de vroeger genoemde. Twee er van zijn zijden kepers,
vermoedelijk uit de 6e of 7e eeuw dateerende, versierd met een patroon
dat een sterk Oostersch karakter draagt. Op beide in de donker purper-
kleurige grond ingedeeld in ruiten waarin, als vullingen, boomfiguren staan. Op
het eenvoudigste patroon zijn de ruiten aangegeven door twee parallel loopende
rechte lijnen waartusschen een slingerlijn, op het meer gecompliceerde zijn
het ranken die de verdeeling aangeven en zijn de vullende boomfiguren
vergezeld van beurtelings toegewende en afgewende vogels.

Het belangrijkste echter van het ornament, en waaraan de stoften haar
karakter ontleenen, zijn de onderdeden van de palmet welke overal als
vullingen en uitloopers gebruikt worden. Op de eenvoudigste stof staan de
onderste takken van den boom breed uit en eindigen in puntige vischblaas-
vormige bladen, zooals men die, in overdreven teekening, nog aantreft op
onze latere Engelsch-Indische shawls. De basis van dit blad is opengewerkt.
Op het fraaiere patroon vinden wij die zelfde blaadjes terug, gevat in een
bloemkelk; hier volgt het opengewerkte hart geheel den vorm van het
blad. Een tweede element van de palmet dat wij hier zien, als ranken-
vulling en op de kruispunten der ruiten, is het palmetten-hartblad dat
geheel den vorm van een harte-aas heeft aangenomen. Deze hartjes spelen
ook op de goudsmidswerken gevonden in Rusland, om de Kaspische en
Zwarte Zee, in Hongarije en ook op het Merovingische cloisonneerwerk
een hoofdrol en wijzen altijd op een Oostersche, Syrische of Persische
afkomst.Vermoedelijk zijn onze stoffen dan ook vanKlein-Aziatischen oorsprong
en aan te merken als de vereenvoudigde uitloopers der sierlijke stoften
met ruiters, dieren en palmetten in gerijde medaillons of in vierkanten,
zooals de bekende stof in den schat van de St. Servaas, te Maastricht, en
zooals het Kaiser Fiedrich Museum, te Berlijn, er onlangs gekregen heeft. l)

De derde stof is een keper geheel van linnen, vrij dik en schijnt een
breeden purperen boord gehad te hebben. Het patroon bestaat uit een klein
werkje van in elkaar geschoven rechthoekjes waartusschen vierkanten

1) Zie hierover sSeidenstoffe aus Agypten im Kaiser Friederich-Museum" von
Josef Strzygowski. Jahrbuch der Kón: Preussischen Kunstsammlungen XXIV, blz. 147.
 
Annotationen