Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond
— 5.1903-1904
Zitieren dieser Seite
Bitte zitieren Sie diese Seite, indem Sie folgende Adresse (URL)/folgende DOI benutzen:
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0071
DOI Heft:
Nr. 2 en 3
DOI Artikel:Mulder, Adolph: Iets over de Leidsche St. Pieterskerk, hare geschiedenis en architectuur
DOI Seite / Zitierlink:https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0071
64
niet geheel gebroken en werd zij daarna in het kleine klokkentorentje
geplaatst, want van de beide daarin aanwezige klokken is de eene, die
0.55 M. hoog en 0.64 M. in doorsnede is, gebarsten; zij draagt tot
opschrift: » Wilhelmus Moor me fecit anno do mini MCCCCXC — boria
vcntura vocor". De andere is van jongeren datum, 0.47 M. hoog en
0.58 M. in middellijn en draagt tot randschrift: »Me fecit Pieter Seesi-
Amstelodami IJÓJ".
Het behoeft geen betoog, dat door dit ongeval de ontsteltenis der
ingezetenen zeer groot was; zij was zelfs van dien aard, dat de Wees-
meesters, die plachten te vergaderen in eene kamer onder den toren op
niet geheel gebroken en werd zij daarna in het kleine klokkentorentje
geplaatst, want van de beide daarin aanwezige klokken is de eene, die
0.55 M. hoog en 0.64 M. in doorsnede is, gebarsten; zij draagt tot
opschrift: » Wilhelmus Moor me fecit anno do mini MCCCCXC — boria
vcntura vocor". De andere is van jongeren datum, 0.47 M. hoog en
0.58 M. in middellijn en draagt tot randschrift: »Me fecit Pieter Seesi-
Amstelodami IJÓJ".
Het behoeft geen betoog, dat door dit ongeval de ontsteltenis der
ingezetenen zeer groot was; zij was zelfs van dien aard, dat de Wees-
meesters, die plachten te vergaderen in eene kamer onder den toren op