Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI issue:
Nr. 2 en 3
DOI article:
Frimmel, Theodor von: Zu Hubert van Ravesteyn
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0125

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
11 s

Brandmarke 4), die auf der Kehrseite des Bildes zu finden ist. Diese Marke
ist fast sicher alt; sie ist gewiss nicht beigefügt, uin etwa dem Dordrechter
Bilde als Herkunfts-beglaubigung zu dienen; sie hitte auch sonst keinen
rechten Sinn, wenn sie nicht schon ursprünglich auf dem Brett gestanden
hatte. Und diese Möglichkeit kommt besonders in Betracht. Hubert van
Ravesteyn kann ja ein durch Zufall verdorbenes Antwerpener Gemalde nach
Abschleifung der Schönseite als Unterlage für ein neues Bild benützt haben.

Der Zusammenhang sei wie immer, jedenfalls möchte ich die Aufmerk-
samkeit der Kenner auf das erwahnte Bild hinlenken. In der Münchener
Versteigerung Henneberg ist dem Hubert v. Ravesteyn ein Bild zugeschrieben
worden, das ich bisher nicht gesehen habe. Auch dieses sei dem kritischen
Bliek der Forschung empfohlen.

Wien, 12 Januar 1904. Dr. Th. v. Frimmel.

In de Illustr. Zeitung van 5 Nov. j. 1. is een opstel te lezen van prof.
Kockel »Ueber Schartenspuren", — waarin deze interessante mededeelingen
doet over de sporen, die de bijl en het mes achterlaten op hout, dat hier-
mede is gekapt of gesneden; sporen die natuurlijk, overeenkomende met
de oneffenheden, welke op de snede van het desbetreffende werktuig, bij
gerechtelijk onderzoek naar den dader van wanbedrijven, van groot nut
kunnen zijn, en als zoodanig in voormeld opstel worden aanbevolen. De
daarbij gevoegde afbeeldingen doen tevens zien, met welk een nut en
betrouwbaarheid hierbij gebruik wordt gemaakt van de photographie.

Naar aanleiding van voornoemd opstel waag ik de onderstelling, dat
deze wijze van onderzoek ook vruchtdragend is te maken bij oudheid-
kundige nasporingen; om te weten te komen, van welk materiaal het
werktuig is geweest, waarmede voorwerpen uit den praehistorischen tijd
zijn bewerkt, aangezien (om bij mes en bijl te blijven) deze sporen moeten
achterlaten, verschillend wanneer deze van steen, brons of ijzer zijn geweest;
voorts, om te weten te komen, hoe die bijl of dat mes is gehanteerd,
aangezien dit uit het beloop der desbetreffende sporen is op te maken.

Zoo, stel ik mij voor, dat in nog menig twijfelachtig geval, kan uit-
gemaakt worden, of een oudheidkundig voorwerp tot de steen-, brons- of
ijzerperiode behoort, wijl deze indeeling van tijdperken der vóór-geschiedenis
hoofdzakelijk berust op het werktuig of gereedschap, waarvan zich de
mensch in die tijdperken bediende.

H. L. Boersma.

4) Ueber das Verkommen dieser Marke und ihre Form schrieb ich an verschiedenen
Stellen, u. a. in der zweiten Auflage des »Handbuchs der GemSldekunde".
 
Annotationen