i3i
de zware bogen, welke
het geheel omringen
en aan de westzijde
is de bouw door bij-
zondere voorzorgen,
door zware gordel-
bogen en klimmende
tongewelven, volko-
men beveiligd.
Een derde gedeelte
van den koepel is
in horizontale lagen
vooruitkragend be-
werkt, zoodat het
middengedeelte, dat
slechts 5 meter dia- ^* Doorsnede van tien Karolingischen Bouw.
meter en niet minder dan 4 meter straal heeft, ruimschoots geconterbuteerd is.
Voor het maken van het westelijke roosvenster zal aan deze zijde
ook op de bovenverdieping een stijgend tongewelf aanwezig geweest zijn,
om de gordelbogen aan deze zijde te schragen. Toen men later bij de
verbouwing na eenige eeuwen ondervonden had, dat de koepel geen druk
uitoefende aan deze zijde, besloot men er F.
toe, om ter wille van het fraaie westelijke I
zonnelicht aldaar het gewelf te wijzigen, aan
de buitenzijde een gevel op te trekken en
deze met een roosvenster te versieren en
zoodoende de avondzon in het kerkgebouw
te brengen. Een nauwkeurige beschouwing
der verschillende onderdeden, maakt een
en ander duidelijk.
Bij gelegenheid van een bezoek van den
beroemden architect E. Revoil, den schrijver
van »Les Eglises Romanes dans le midi de
la France", aan St. Servaas verklaarde deze
mij ook op dezelfde gronden, als ik hiervoor
aanhaalde, dat de westelijke aanbouw met
zijnen koepel eenc Karolingische stichting
moet zijn. Na Karei den Groote vervalt, met de noodige kracht en
eenheid in de regeering, de vooruitgang in de kunst. Vijftig jaren na
Kareis regeering was dit in de bouwkunst al zeer merkbaar, zegt
Viollet le Duc, en de monumenten van de IXe en Xe eeuw dragen
daarvan nog meer de kenteekenen; de bouwstoffen worden niet meer
met zooveel zorg uitgezocht en men volgt niet meer de goede voor-
schriften. De monumenten van de Xe en Xle eeuw staan wat de uitvoering
de zware bogen, welke
het geheel omringen
en aan de westzijde
is de bouw door bij-
zondere voorzorgen,
door zware gordel-
bogen en klimmende
tongewelven, volko-
men beveiligd.
Een derde gedeelte
van den koepel is
in horizontale lagen
vooruitkragend be-
werkt, zoodat het
middengedeelte, dat
slechts 5 meter dia- ^* Doorsnede van tien Karolingischen Bouw.
meter en niet minder dan 4 meter straal heeft, ruimschoots geconterbuteerd is.
Voor het maken van het westelijke roosvenster zal aan deze zijde
ook op de bovenverdieping een stijgend tongewelf aanwezig geweest zijn,
om de gordelbogen aan deze zijde te schragen. Toen men later bij de
verbouwing na eenige eeuwen ondervonden had, dat de koepel geen druk
uitoefende aan deze zijde, besloot men er F.
toe, om ter wille van het fraaie westelijke I
zonnelicht aldaar het gewelf te wijzigen, aan
de buitenzijde een gevel op te trekken en
deze met een roosvenster te versieren en
zoodoende de avondzon in het kerkgebouw
te brengen. Een nauwkeurige beschouwing
der verschillende onderdeden, maakt een
en ander duidelijk.
Bij gelegenheid van een bezoek van den
beroemden architect E. Revoil, den schrijver
van »Les Eglises Romanes dans le midi de
la France", aan St. Servaas verklaarde deze
mij ook op dezelfde gronden, als ik hiervoor
aanhaalde, dat de westelijke aanbouw met
zijnen koepel eenc Karolingische stichting
moet zijn. Na Karei den Groote vervalt, met de noodige kracht en
eenheid in de regeering, de vooruitgang in de kunst. Vijftig jaren na
Kareis regeering was dit in de bouwkunst al zeer merkbaar, zegt
Viollet le Duc, en de monumenten van de IXe en Xe eeuw dragen
daarvan nog meer de kenteekenen; de bouwstoffen worden niet meer
met zooveel zorg uitgezocht en men volgt niet meer de goede voor-
schriften. De monumenten van de Xe en Xle eeuw staan wat de uitvoering