Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 5.1903-1904

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Raadhuis te Graft / Leuwarden / Romeinsche bouwresten te Maastricht / De Rijp / Domtoren te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.17411#0230

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het hoofd is een weinig naar links gebogen en getooid met een
kapsel, dat zooals vele Apollobeelden hebben, eerder op een haarkapsel
van eene vrouw dan dat van een man gelijkt. Het gezicht is te veel
beschadigd om er eenige gelaatsuitdrukking in te kunnen waarnemen.

Achter de rechterschouder is een pijlkoker zichtbaar. Aan de rechter-
zijde wendt een raaf den kop naar de hoogte.

Het beeldhouwwerk is uitgevoerd naar een goed voorbeeld uit den
tijd van keizer Hadrianus. Ook de vorm van Apollo's kapsel wijst op de
laatste helft van de 2de en het begin van de 3de eeuw na Christus.

Van minder goede bewerking is de tweede zijde van het altaar (naar
links), waarop men Hercules in zittende houding ziet afgebeeld. Hij heeft
het linkerbeen teruggetrokken, het rechter een weinig naar voren geplaatst.
Zijn rechterarm rust op den knots, 't symbool van kracht. Of hij de appelen
der Hesperiden of een hoorn van overvloed in de linkerhand houdt, is
niet uit te maken, de steen is hier zeer beschadigd. Ook het hoofd is te
veel verminkt om er eenige gelaatsuitdrukking in te kunnen aanschouwen.
De leeuwenhuid, waarop Hercules zit, hangt over den linkerarm en bedekt
het rechter dijbeen. Het lichaam is overigens naakt.

De geheele houding van deze figuur stelt den held voor rustende van
zijne vermoeiende daden, zooals die door Martialis 9 : 44 en Statius (Silvae
4:6) bezongen is en in de oudheid »Hercules Epitrapezios" genoemd werd.
De beroemde Grieksche beeldhouwer Lysippos wordt gezegd het origineel
van dit type vervaardigd te hebben.

De derde zijde van het altaar (naast Hercules) vertoont eene vrouwelijke
figuur in staande houding. Opmerkelijk is de langgerekte gedaante, buitengewoon
lang de naar beneden gestrekte rechterarm. De linker is opgetrokken en
omvat een hoorn van overvloed.

Het geheele lichaam is gehuld in een tot de voeten reikend kleed
(chiton) en in een overkleed (himation), dat even onder de borst om het
lichaam gegord is.

Het hoofd is grootendeels verbrijzeld.

Te oordeelen naar het attribuut in hare linkerhand zou men opmaken,
dat het de godin Ceres voor moet stellen.

De vierde zijde van het altaar bleef ongebeeldhouwd, en bevat ook
geen opschrift.

In de bovenzijde van den »Drei Götterstein" ziet men een groot gat
en daarbij nog een ingehakt gleufje. Eene bekende zaak is het, met welk
doel dit gleufje aangebracht werd. Op het altaar was vroeger een andere
steen, b.v. een kolom, geplaatst. Om nu deze twee steenen aan elkander
te bevestigen moest er vloeibaar lood in het groote gat gegoten worden,
hiertoe gaf het gleufje toegang.

In zijne verhandeling over de Viergöttersteinen (Westdeutsch. Zeitschrift
f. Geschichte und Kunst Jahrg. X 1891 pag. 9 62, 125 —161, 295 -340)
heeft Haug 218 van zulke steenen beschreven. Zij worden voornamelijk
 
Annotationen