Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Feith, J. A.: Het huis Menkema
DOI Artikel:
Boekbeoordeeling en Aankondiging
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0163

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i54

Boekbeoordeeling en -Aankondiging-.

Oude Huizen te Utrecht, door mr. S. Muller Fzn. met afbeel-
dingen 'door G. de Hoog Hz., 's-Gravenhage, Mouton & Co.

Van Deyssel heeft eens gesproken van een in onze dagen zelf kunst
geworden archaeologie. En die verklaring kwam mij in de gedachte, toen
ik de inleiding tot dit boek had gelezen. De auteur geeft daar een snelle
schets van den groei der stad Utrecht om duidelijk te maken, hoe zij het
stedebeeld kwam te vertoonen, dat hij ons met een paar goed-gekozen
illustraties laat zien. Een citaat van Constantijn Huvgens ') teekent dit
prachtig voor de eene helft: »Je trouvay la ville grandement solitaire, a
petites mes estroittes, bien qu'en bastiments assez brave, mais a 1'ecclésias-
tique, quasi comme a Utrecht" en de sobere prozaïst, dien mr. Muller
zich bij voorkeur betoont, weet voor het andere stadsdeel te vinden:
»Hoog heffen van afstand tot afstand de grimmige burgen hunne torens en
kanteelen naar de lucht; daartusschen ziet men niets dan eene rij lage
houten huisjes."

Uit dien rijkdom aan documenten, waarover alleen beschikt wie zóó
veeljarig met groote voorzienigheid het stedelijk archief bewerkte, haalde
deze auteur de gegevens naar boven voor iets, dat men de psychologie
van een stedebouw zou willen noemen.

Het is geen wonder, dat een archaeoloog. die zóó wist op te roepen
een beeld van het verleden, den drang heeft gevoeld dit beeld in teekeningen
vast te leggen en. toen hij de «intelligente hand" gevonden had om zijne
gedachten in lijnen neer te schrijven, op het papier weder heeft willen
opbouwen wat zijn geest zoo lief had. Is dit niet de lust, die iederen
archaeoloog tenteert ?

Vooral in ons land, waar de archaeologie nog dicht bij kunsthistorie
staat en nog niet geheel tot een wetenschap als een andere is verdroogd,
valt dikwijls een tot zelf-scheppen te zwakke begaafdheid als drijfveer naar
deze studie aan te wijzen. En indien dan, na veel werken, de oorspronkelijke
scheppingsdrang tot uiting komt in pogingen tot z. g. restauraties, zal de kunst-
historische wetenschap daar in den regel wél bij varen — mits slechts de
te herstellen objecten zelf onaangetast blijven en alleen het geduldig papier
deze proeven te vertolken krijgt.

Mr. Muller geeft in dit boek een dertigtal afbeeldingen van huizen. De origi-
neele gebouwen zijn meestal verdwenen en deze reproducties baseeren zich

i) Wat een andere Huygens is dit dan die van de meestal onnoozele
Stedestemmen!
 
Annotationen