Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0091

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Meester Quinten in Sint Lucas gilde

79

bachfslieden, leefde de nederige Matsijs met zijne tweede gade
en zijn talrijk kroost. Onder zijn dak woonde gewis vrede en
heil ; want Karei van Mander getuigt, dat hij « een groot
musicien - was, en de toonkunst is meestal de gezellinne van
het huiselijk geluk.

Ook de dichtkunst beoefende Meester Matsijs. Alexan-
der van Fornenberg, die nog een zoon der xvie eeuw was,
verklaart : « Oock ghedenckt my in mijn jonckheydt, wel
ghehoort te hebben, dat hy een jonstigh Liefhebber van de
Rhetorijcke was, die doen t'er tijdt seer yverigh in zwangh
gingh. »

Zooals al de leden van Sint Lucas, welke de gave der
dichtkunst bezaten, zal ook Quinten dan hebben deel gemaakt
van hare Rederijkkamer de Violiere.

In Sint Lucasgilde moet Matsijs bemind en geacht zijn
geweest. Zeker hadde men den uitstekenden Meester tot Deken
gekozen ; maar de last van dit ambt was reeds zoo zwaar
geworden, dat men het hem niet wilde op den schouder
schuiven. De verordening van 20 Maart 1493 had het inkom-
geld verhoogd met 2 gouden gulden, daar het vroegere in-
komgeld « nauwelick soe vele bedroeg als de costen van den
Capellaen ende waslicht in de Capelle. »

Het getal der gildebroeders groeide nochtans immer aan;
maar er waren reeds lieden, die zich niet meer onder de Gilde
lieten inschrijven en, zonder kunst- of eigenliefde, bedrog
gebruikten in het vervaardigen van altaartafelen en ander
werk. Om Antwerpens goede kunstfaam te handhaven, dien-
den daartegen maatregelen genomen, en daarom was die
nieuwe verordening ook afgekondigd. Andermaal schreef het
bestuur der Gilde, in overeenstemming met de stedelijke
 
Annotationen