De Rijckaerts
601
Zijne onpasselijkheid duurde voort, tot hij, op 11 Juni 1626,
den geest gaf. Zijn huisraad, zilverwerk, juweelen en schilde-
rijen werden op 7 Juli geveild voor 3820 gulden, 10 stuivers,
1 blank. De winkelwaren, verven en een aantal bladen
geslagen goud, werden voor 2945 gulden 2 stuivers overge-
nomen door zijne weduwe, welke den handel voortzette. Zij
herhuwde den 2in April i63o met den schilder Jacob Spaein-
gaert, die op 22 Januari 1639 het huis de Patiencie kocht.
Joanna de Prince overleed in Februari i656, en haar zoon
Gillis Remeeus erfde op 11 December 1659 zijn ouderlijk
huis, waarin hij zich vestigde. Hij werd in 1645 vrije kunst-
schilder, doch maakte geene goede zaken. Nadat zijne vrouw,
Elisabeth de Winter, in het begin van 165 3 overleden was,
bleef hij met drie weezen, en dat verergerde zijnen toestand.
Hij leende geld alwaar hij kon, en op i3 October 1674 zag
hij zich genoodzaakt zijnen eenigen eigendom te verkoopen,
waarna hij in bekrompen toestand stierf.
De familie Rijckaert leverde eene gansche reeks kunste-
naars. Hun eerstgekende stamvader was Jan Rijckaert, alias
Rijckalt, en soms ook Jan van Rijckel genoemd. Hij huwde
in onze stad Katelijne Smeyers, en won als moutmaker zijn
fortuin in het huis Sint Jan, nummer 19 der Brouwersvliét.
In i56o 1 werd hem daar een zoon geboren, die David ge-
doopt en voor den brouwersstiel werd opgeleid. Reeds van
in 1583 stookte David Rijckaert de bieren in zijn huis, de
Ketel, op den oosthoek van het Brouwersstraatje en de Brou-
wersvliet. Daar de jonge brouwer ook neiging voor de kunst
gevoelde, zoo leerde hij het penseel behandelen. Ten jare
1585 liet hij zich bij Sint Lucasgilde voordragen, en « Davidt
1 Op 16 April 1602 verklaart David Rijckaart I, twee en veertig' jaren oud te zijn.
601
Zijne onpasselijkheid duurde voort, tot hij, op 11 Juni 1626,
den geest gaf. Zijn huisraad, zilverwerk, juweelen en schilde-
rijen werden op 7 Juli geveild voor 3820 gulden, 10 stuivers,
1 blank. De winkelwaren, verven en een aantal bladen
geslagen goud, werden voor 2945 gulden 2 stuivers overge-
nomen door zijne weduwe, welke den handel voortzette. Zij
herhuwde den 2in April i63o met den schilder Jacob Spaein-
gaert, die op 22 Januari 1639 het huis de Patiencie kocht.
Joanna de Prince overleed in Februari i656, en haar zoon
Gillis Remeeus erfde op 11 December 1659 zijn ouderlijk
huis, waarin hij zich vestigde. Hij werd in 1645 vrije kunst-
schilder, doch maakte geene goede zaken. Nadat zijne vrouw,
Elisabeth de Winter, in het begin van 165 3 overleden was,
bleef hij met drie weezen, en dat verergerde zijnen toestand.
Hij leende geld alwaar hij kon, en op i3 October 1674 zag
hij zich genoodzaakt zijnen eenigen eigendom te verkoopen,
waarna hij in bekrompen toestand stierf.
De familie Rijckaert leverde eene gansche reeks kunste-
naars. Hun eerstgekende stamvader was Jan Rijckaert, alias
Rijckalt, en soms ook Jan van Rijckel genoemd. Hij huwde
in onze stad Katelijne Smeyers, en won als moutmaker zijn
fortuin in het huis Sint Jan, nummer 19 der Brouwersvliét.
In i56o 1 werd hem daar een zoon geboren, die David ge-
doopt en voor den brouwersstiel werd opgeleid. Reeds van
in 1583 stookte David Rijckaert de bieren in zijn huis, de
Ketel, op den oosthoek van het Brouwersstraatje en de Brou-
wersvliet. Daar de jonge brouwer ook neiging voor de kunst
gevoelde, zoo leerde hij het penseel behandelen. Ten jare
1585 liet hij zich bij Sint Lucasgilde voordragen, en « Davidt
1 Op 16 April 1602 verklaart David Rijckaart I, twee en veertig' jaren oud te zijn.