Pater Pennemaecker
799
derijen was. Die nering moet hem groofe inkomsten hebben
opgeleverd, daar hij immer goed bij kas was. Den gn Juh
i63g huwde hij Elisabeth Mertens, die reeds in 1641 overleed,
nahem eene dochter, Livina, te hebben geschonken. Den i5n
October i652 lag de weduwenaar zelf reeds ziek te bed, in
zijn huurhuis der Sint Jansstraat. Hij deed dan zijnen uiter-
sten wil kennen, en verklaarde begraven te willen worden in
Sint Joriskerk, « onder den zarck die hij aldaer van zijn ge-
slachte heeft liggende. » Buiten verscheidene legaten aan leden
zijner familie geschonken, gaf hij, aan zijne moei : Livina van
Geemont : « een stucxken schilderije, Crusifix, in eenen
ebbenhouten lijst met eenen gevlamden cant, gemaeckt bij
wijlen Victor Wolfvoet, zijnen vader. » Al zijne goederen en
koopmanschappen van schilderijen liet hij aan zijneenig kind.
Den 23n derzelfde maand gaf hij den geest en twee dagen
daarna werd hij plechtig begraven. In zijn kunstmagazijn
berusteden toen nog vijfhonderd vijf en tachtig schilderijen,
pakken met teekeningen en printen. De tafereelen waren
bijna allen van Antwerpsene meesters. Er bevonden zich
ook verscheidene kopijen naar Rubens en vele zijner schetsen
en teekeningen. Van de hand des overledenen hingen er de
volgende paneelen : de Roof der Sabijnen, een Jachtje
van Atalanta, eene Pastorelle, Mars en Venus
en de Onthoofding van Sint Paulus.
Een ander Antwerpenaar, leerling van Rubens, bleef
enkel bekend met zijnen familienaam, welke Pennemaecker is.
Zijn voornaam, zijn geboortetijd, zijne ouders, zijn sterfjaar,
alles ging verloren, daar hij zich vroegtijdig van de wereld
afscheidde en te Antwerpen de monnikspij der Minder-
broeders aantrok. Dat hij bij Rubens studeerde, blijkt duide-
799
derijen was. Die nering moet hem groofe inkomsten hebben
opgeleverd, daar hij immer goed bij kas was. Den gn Juh
i63g huwde hij Elisabeth Mertens, die reeds in 1641 overleed,
nahem eene dochter, Livina, te hebben geschonken. Den i5n
October i652 lag de weduwenaar zelf reeds ziek te bed, in
zijn huurhuis der Sint Jansstraat. Hij deed dan zijnen uiter-
sten wil kennen, en verklaarde begraven te willen worden in
Sint Joriskerk, « onder den zarck die hij aldaer van zijn ge-
slachte heeft liggende. » Buiten verscheidene legaten aan leden
zijner familie geschonken, gaf hij, aan zijne moei : Livina van
Geemont : « een stucxken schilderije, Crusifix, in eenen
ebbenhouten lijst met eenen gevlamden cant, gemaeckt bij
wijlen Victor Wolfvoet, zijnen vader. » Al zijne goederen en
koopmanschappen van schilderijen liet hij aan zijneenig kind.
Den 23n derzelfde maand gaf hij den geest en twee dagen
daarna werd hij plechtig begraven. In zijn kunstmagazijn
berusteden toen nog vijfhonderd vijf en tachtig schilderijen,
pakken met teekeningen en printen. De tafereelen waren
bijna allen van Antwerpsene meesters. Er bevonden zich
ook verscheidene kopijen naar Rubens en vele zijner schetsen
en teekeningen. Van de hand des overledenen hingen er de
volgende paneelen : de Roof der Sabijnen, een Jachtje
van Atalanta, eene Pastorelle, Mars en Venus
en de Onthoofding van Sint Paulus.
Een ander Antwerpenaar, leerling van Rubens, bleef
enkel bekend met zijnen familienaam, welke Pennemaecker is.
Zijn voornaam, zijn geboortetijd, zijne ouders, zijn sterfjaar,
alles ging verloren, daar hij zich vroegtijdig van de wereld
afscheidde en te Antwerpen de monnikspij der Minder-
broeders aantrok. Dat hij bij Rubens studeerde, blijkt duide-