Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0147

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De {onen van Quinten Matsijs

i35

Man of vrouw, die onder de Sint Lucasgilde kwam, moest
aan de Bus 16 stuivers betalen, en vervolgens alle drie
maanden 1 stuiver, welke door den Busmeester zou geïnd
worden aan den huize van eiken broeder of zuster.

Om van de Bus te kunnen trekken, moest men er gedu-
rende drie jaren in gestort hebben. Wie van eene natuurlijke
ziekte of zwaar gebrek te bedde lag (de kraamvrouwen uitge-
zonderd) zou alle weken 4 stuivers trekken. Doch deze som
zou nog verminderen, wanneer de ziekte te algemeen mocht
worden. Wie buiten de stad, of in het Gast- of Pesthuis
krank lag, zou zelfs geenen onderstand hoegenaamd genieten.
Integendeel zou alwie arm mocht sterven, op de kosten der
Bus begraven worden. Dat menig schamel lid der kunste-
naarsvereniging zich dien vernederenden onderstand tegen
dank getroostte, bleek uit het artikel, dat op boete van 1 kei-
zersgulden verbood, elkaar het genieten der Bus te ver-
wijten.

Onze kunstenaars waren dus wel streng gestraft voor
hun afwijken van ons nationaal kunstkarakter. Hoe velen
nochtans zouden er fortuin en roem verworven hebben,
indien zij wijs genoeg waren geweest, om de goede richting
te blijven volgen, waarin Meester Matsijs hen zoo zegevierend
was voorgegaan.

Zijne zonen Jan en Cornelis Matsijs, die hij zelf in de
kunst had opgeleid, moesten, evenals al de andere, van het
goede spoor afdwalen.

Alvorens ons met deze beide schilders rechtstreeks bezig
te houden, achten wij het plicht hier goed te bepalen, welke
eigentlijk de zonen van Meester Quinten waren, die zich op
de kunst toelegden. Er is desaangaande reeds zooveel veron-
 
Annotationen