Peter Aertsen i63
« Jan Leys ende Jan Mandijn, stadtschilder, de somme
van drye ponden brabants, ter saecken van sesse guldens
diemen elcken van hen voor een voeder houts, toegevuecht
heeft, verschenen het jaer daeraff in deser tegenwoirdiger
maent January, blijckende bij der ordonnantie in date den
tllen January anno XY< LIX 1 met quitantie overgelevert.
Daer om me hier...................III <s. »
Ofschoon al de overige rekeningen der stad Antwerpen
van dit tijdstip door de vlammen der Spaansche Furie zijn
verslonden, zoo denken wij toch te mogen aannemen, dat
bovenstaande betaling de laatste was, welke Jan Mandijn
van ons Magistraat genieten mocht. In de levensschets van
Bartholomeus Spranger maakte van Mander eene berekening
van den leertijd diens kunstenaars bij zijnen eersten Meester,
en daaruit is af te leiden, dat Jan Mandijn in het begin van
i56o moet gestorven zijn. Op 4 October 072 was zijne vrouw,
Petronella Bufkens, ook reeds overleden, nadat ze nog was
hertrouwd geweest met eenen weduwenaar, Hendrik Heyns.
Hare twee weezen, Hans en Barbara Mandijn, waren op dien
datum nog minderjarig, en hunne voogden erfden alsdan voor
hen eene rent op het huis « het Paradijs » te Berchem,
bij Antwerpen, gelegen. 2
Met Jan Mandijn woonde te Antwerpen nog een andere
Noord-Nederlandsche Meester, die insgelijks tusschen onze
kunstenaars eene voorname plaats wist in te nemen. Zijn
naam is Peter Aertsen ; doch in de wandeling noemde men
hem doorgaans « Lange Peer, » omdat hij toch zoo buiten-
1 Volgens onze tegenwoordige tijdrekening 156Ö, daar het nieuwe jaar toen niet op
1 Januari, maar slechts met Pasehen begon.
- Scabinale protocollen der stad Antwerpen, 4572, sub Asseliers 8; Martini, vol. 1,
fol. i.
« Jan Leys ende Jan Mandijn, stadtschilder, de somme
van drye ponden brabants, ter saecken van sesse guldens
diemen elcken van hen voor een voeder houts, toegevuecht
heeft, verschenen het jaer daeraff in deser tegenwoirdiger
maent January, blijckende bij der ordonnantie in date den
tllen January anno XY< LIX 1 met quitantie overgelevert.
Daer om me hier...................III <s. »
Ofschoon al de overige rekeningen der stad Antwerpen
van dit tijdstip door de vlammen der Spaansche Furie zijn
verslonden, zoo denken wij toch te mogen aannemen, dat
bovenstaande betaling de laatste was, welke Jan Mandijn
van ons Magistraat genieten mocht. In de levensschets van
Bartholomeus Spranger maakte van Mander eene berekening
van den leertijd diens kunstenaars bij zijnen eersten Meester,
en daaruit is af te leiden, dat Jan Mandijn in het begin van
i56o moet gestorven zijn. Op 4 October 072 was zijne vrouw,
Petronella Bufkens, ook reeds overleden, nadat ze nog was
hertrouwd geweest met eenen weduwenaar, Hendrik Heyns.
Hare twee weezen, Hans en Barbara Mandijn, waren op dien
datum nog minderjarig, en hunne voogden erfden alsdan voor
hen eene rent op het huis « het Paradijs » te Berchem,
bij Antwerpen, gelegen. 2
Met Jan Mandijn woonde te Antwerpen nog een andere
Noord-Nederlandsche Meester, die insgelijks tusschen onze
kunstenaars eene voorname plaats wist in te nemen. Zijn
naam is Peter Aertsen ; doch in de wandeling noemde men
hem doorgaans « Lange Peer, » omdat hij toch zoo buiten-
1 Volgens onze tegenwoordige tijdrekening 156Ö, daar het nieuwe jaar toen niet op
1 Januari, maar slechts met Pasehen begon.
- Scabinale protocollen der stad Antwerpen, 4572, sub Asseliers 8; Martini, vol. 1,
fol. i.