Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0330

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
3i8 Joachim Bueckeleer

worden. In i56o dacht hij zich dus volleerd genoeg, om zijn
proefstuk te vervaardigen, en hij werd dan ook als « meesters-
zone y> tusschen de kunstenaars van Sint Lucasgilde ontvangen.
Op 3o November van dit zelfde jaar, vinden wij in de oude
registers onzer Sint Jacobskerk de trouwakte van eenen Joa-
chim Bueckeleer met Magdalena Schrijvers, en wij twijfelen
niet, of wij hebben hier onzen nieuwen vrijmeester voor. Hij
zette zich dan vlijtig voor den schilderezel, om in de behoeften
van zijn gezin te voorzien. De fortuin keerde hem echter on-
barmhartig den rug toe. Bueckeleer trad in de kunstwereld op
met eenvoudige volkstafereelen, waarin alles werkelijk was af-
gebeeld. Met zijnen oom Langen Peer en den Viezen Breughel
kwam ook hij nu der waarheid en den landaard zijne trouw
betuigen, terwijl al zijne overige kunstmakkers het uitheemsche
en verdichte bleven vereeren. Ons volk vond wel behagen in
die weerspiegeling zijner eigene natuur; doch de hoogere, de
bemiddelde standen hadden doorgaans nog geene oogen dan
voor het gekunstelde, voor het gezochte schoone, dat de
verblinde navolgers der Italianen hier zoo onbehendig hadden
ingevoerd. Dat maakte, dat onze Bueckeleer, met al zijn talent
en ijver, moest aanvangen met tegen gebrek en vernedering te
kampen. Een meester der Antwerpsche Munt liet hem voor
zeer geringen prijs e ene Vlaamse he Keuken op het paneel
brengen ; maar dagelijks deed hij het gewrocht derwijze ver-
anderen en vermeerderen, dat het den schilder « niet moghe-
lijck was zijn kaes en broot daer op te moghen winnen. »
Gelijk zijn oom het insgelijks had moeten doen, liet Buecke-
leer tijdelijk zijnen geliefdkoosden volkstrant varen en beproefde
dan ook zijn geluk in de kerkschildering. Daarin maalde hij
wel niet vele, maar toch voorname stukken. Volgens van
 
Annotationen