DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0418
406
Zijne werken voor de Stad
spoedig eene faam te maken, en reeds in 1594 mocht hij aan
Sint Andrieskerk een groot altaarstuk: de Martelie van
Sint Andreas, leveren. De Meerschen, het voornaamste der
Antwerpsche Ambachten, bestelden hem een tafereel voor
hunnen altaar in de hoofdkerk. Op hunne Kamer, in het huis
« den Arend » op de groote Markt, bewaarden zij ook : « een
model oft patroon van de schilderije van den altaer van de
Meerschen in Onze-Lieve-Vrouwenkercke, gemaeckt bij Oc-
tavi van Veen. » Voor dezelfde Kamer vervaardigde hij ook
de schilderijen: Zacheus in den Vijgenboom, de Lief-
dadigheid van Sint Nicolaus, Sint Nicolaus zijne
Geloovigen van den Hongersnood reddende, en de
Roeping van Sint Mattheus, die zich thans in ons
museum bevinden (479 tot 482). ,
De Antwerpsche regeering beschouwde Otto van Veen
ook spoedig als haren ambtelijken schilder. Onze nieuwe
Landvoogd, de Kardinaal-Aartshertog Albert, bevond zich
op 16 Juli 096 te Sint Nicolaas, waar onze Burgemeester,
twee Schepenen en de Stadspensionaris werden naar toe ge-
zonden, om Zijne Hoogheid geluk te wenschen met zijne
overwinning op Frankrijk. Ook Otto van Veen werd tot den
Landvoogd gestuurd, om hem naar het leven te konterfeiten;
en dit portret hing in onze Staten-Kamer, toen Albert, op
24 Augustus i5g6, Antwerpen met een bezoek vereerde. 1 Den
3n November van het volgende jaar, telde ons Magistraat aan
Otto van Veen ook 65o gulden, « ter saecken van het projec-
1 Zie hier het Collegiaal besluit, dat onzen schilder voor zijn werk deed loonen : «Geor-
donneert den Tresoriers ende Rentmeestere, vuyt te reycken ende te betaelen aen Octa-
viaen Veen de sorame van XXXVIII guldens eens, voor het originael contrefeytsel van
Sijne Hoocheyt. Actum llla Septembris 1596. »
Zijne werken voor de Stad
spoedig eene faam te maken, en reeds in 1594 mocht hij aan
Sint Andrieskerk een groot altaarstuk: de Martelie van
Sint Andreas, leveren. De Meerschen, het voornaamste der
Antwerpsche Ambachten, bestelden hem een tafereel voor
hunnen altaar in de hoofdkerk. Op hunne Kamer, in het huis
« den Arend » op de groote Markt, bewaarden zij ook : « een
model oft patroon van de schilderije van den altaer van de
Meerschen in Onze-Lieve-Vrouwenkercke, gemaeckt bij Oc-
tavi van Veen. » Voor dezelfde Kamer vervaardigde hij ook
de schilderijen: Zacheus in den Vijgenboom, de Lief-
dadigheid van Sint Nicolaus, Sint Nicolaus zijne
Geloovigen van den Hongersnood reddende, en de
Roeping van Sint Mattheus, die zich thans in ons
museum bevinden (479 tot 482). ,
De Antwerpsche regeering beschouwde Otto van Veen
ook spoedig als haren ambtelijken schilder. Onze nieuwe
Landvoogd, de Kardinaal-Aartshertog Albert, bevond zich
op 16 Juli 096 te Sint Nicolaas, waar onze Burgemeester,
twee Schepenen en de Stadspensionaris werden naar toe ge-
zonden, om Zijne Hoogheid geluk te wenschen met zijne
overwinning op Frankrijk. Ook Otto van Veen werd tot den
Landvoogd gestuurd, om hem naar het leven te konterfeiten;
en dit portret hing in onze Staten-Kamer, toen Albert, op
24 Augustus i5g6, Antwerpen met een bezoek vereerde. 1 Den
3n November van het volgende jaar, telde ons Magistraat aan
Otto van Veen ook 65o gulden, « ter saecken van het projec-
1 Zie hier het Collegiaal besluit, dat onzen schilder voor zijn werk deed loonen : «Geor-
donneert den Tresoriers ende Rentmeestere, vuyt te reycken ende te betaelen aen Octa-
viaen Veen de sorame van XXXVIII guldens eens, voor het originael contrefeytsel van
Sijne Hoocheyt. Actum llla Septembris 1596. »