Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0747

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Zijne leerlingen en medewerkers

735

grauw papier, met wit en zwart krijt, den lichaamsvorm en
de kleederen. Naar deze teekeningen en de kleederen, welke
hij in leen vroeg, voltooiden zijne medewerkers en leerlingen
de portretten zoo verre, dat de meester ze slechts wat had bij
te toetsen, terwijl hij het gelaat naar het leven afwerkte, waarna
hij de handen maalde naar gehuurde modellen. Op die wijze
zou van Dijck zich persoonlijk aan sommige dezer portretten,
al de verbruikte uren te zamen genomen, niet meer dan éenen
dag hebben bezig gehouden. Verscheidene schilders schijnen
hem ook in die wijze van portretten voortbrengen de hand
te hebben geleend. Onder andere noemt men als dusdanige :
den Duinkerkenaar Jan de Reyn, die met van Dijck van Ant-
werpen naar Londen was gekomen; Davi i Beek, van Delft,die
van in zijne jongelingsjaren bij den meester was besteed, en
verder de Engelschmannen James Gandy en William Dobson.
Bij dezen kunnen wij nog voegen de Antwerpenaars Peter Bom
II, die, volgens zijne eigene verklaring, jaren bij van Dijck
werkte, evenals Jan Baptist Jaspers, die ook oogenblikkelijk
na meester Antoons overlijden terug naar Antwerpen kwam
en er zich bij Sint Lucasgilde als vrijschilder liet inschrijven.
Het is licht te begrijpen, dat van Dijck, met al die helpers en
met de wijze waarop hij nu werkte, ontzaglijke schatten moet
hebben ingezameld. Echter leefde de Hofschilder ook zoo
gewonnen zoo geronnen. De genotlievende en onbezorgde
kunstenaar voerde eenen trein als de geboren Engelsche
Ridder. Hij wilde in dartele uitspanningen en roekelooze
uitgaven niet onderdoen voor den verkwistenden adel van
den lichtzinnigen, wellustminnenden Koning Karei L De be-
haag- en praalzieke Antwerpenaar tooide zich voortdurend
zoo prachtig en smaakvol dat de fierste dandys hem benijdden
 
Annotationen