Peter IJkens
ren : de Honderdste Man aan de Voeten van Jezus,
welke nog op het Liersche Begijnhof staat en geteekend is :
Joannes IJkens ïnv. et F. i65i. Te gelijkertijd bleef hij ook
den beitel behandelen; want in 1665 leverde «Joannes
IJkens, beldthouwer ende schilder van sijnen stijle, » aan de
kerk van Contich, voor 600 gulden, eenen Predikstoel, welke
daar nog heden wordt bewonderd. Ondanks zijn dubbel kunst-
bedrijf maakte onze meester toch geen fortuin. Wij zien hem
herhaalde malen geld leenen, en zelfs verpandde hij eens twee
zijner schilderijen voor 65 gulden. Den ion November 1679
verbindt hij zich nog de weduwe van den brouwer van Huffel
met hare kinderen te konterfeiten, tegen den prijs, waarop de
Dekens van Sint Lucas dit portretstuk zullen schatten, en de
kunstenaar schijnt korts nadien in armoede gestorven. Geluk-
kiglijk liet hij, tusschen de kinderen, welke zijne tweede gade
hem schonk, eenen zoon en eene dochter, die met eere het palet
hielden. De dochter zullen wij verder tusschen onze bloem-
schilders ontmoeten. Den zoon laten wij hier optreden, aan-
gezien hij tot onze goede historieschilders behoort. Den 3on
Januari 1648 werd hij binnen Antwerpens hoofdkerk Peter
gedoopt. Volgens den Liggere der Sint Lucasgilde oefende hij
zich bij zijnen vader en ten jare 1673 werd hij, als meesters-
zoon, vrijschilder. Hij was toen reeds van den 1411 Juli 1671 ge-
huwd met Maria Anna van Bredael. Uit hunnen echt sproten
zes jongens en zeven meisjes. Het zou onzen Peter IJkens nog
al lastig vallen om dit talrijk gezin brood te verschaffen. Hij
vond maar geene gelegenheid om zich te doen opmerken.
In 1673 ontving hij eenen leerling, maar slechts om wat te lee-
ren teekenen voor den goudsmedersstiel. Op 16 Januari 1675
verbond zich onze IJkens zelf, om voor den Antwerpschen
ren : de Honderdste Man aan de Voeten van Jezus,
welke nog op het Liersche Begijnhof staat en geteekend is :
Joannes IJkens ïnv. et F. i65i. Te gelijkertijd bleef hij ook
den beitel behandelen; want in 1665 leverde «Joannes
IJkens, beldthouwer ende schilder van sijnen stijle, » aan de
kerk van Contich, voor 600 gulden, eenen Predikstoel, welke
daar nog heden wordt bewonderd. Ondanks zijn dubbel kunst-
bedrijf maakte onze meester toch geen fortuin. Wij zien hem
herhaalde malen geld leenen, en zelfs verpandde hij eens twee
zijner schilderijen voor 65 gulden. Den ion November 1679
verbindt hij zich nog de weduwe van den brouwer van Huffel
met hare kinderen te konterfeiten, tegen den prijs, waarop de
Dekens van Sint Lucas dit portretstuk zullen schatten, en de
kunstenaar schijnt korts nadien in armoede gestorven. Geluk-
kiglijk liet hij, tusschen de kinderen, welke zijne tweede gade
hem schonk, eenen zoon en eene dochter, die met eere het palet
hielden. De dochter zullen wij verder tusschen onze bloem-
schilders ontmoeten. Den zoon laten wij hier optreden, aan-
gezien hij tot onze goede historieschilders behoort. Den 3on
Januari 1648 werd hij binnen Antwerpens hoofdkerk Peter
gedoopt. Volgens den Liggere der Sint Lucasgilde oefende hij
zich bij zijnen vader en ten jare 1673 werd hij, als meesters-
zoon, vrijschilder. Hij was toen reeds van den 1411 Juli 1671 ge-
huwd met Maria Anna van Bredael. Uit hunnen echt sproten
zes jongens en zeven meisjes. Het zou onzen Peter IJkens nog
al lastig vallen om dit talrijk gezin brood te verschaffen. Hij
vond maar geene gelegenheid om zich te doen opmerken.
In 1673 ontving hij eenen leerling, maar slechts om wat te lee-
ren teekenen voor den goudsmedersstiel. Op 16 Januari 1675
verbond zich onze IJkens zelf, om voor den Antwerpschen