u58
On^e schilders in den vreemde
steden fortuin te zoeken. Hunne voornaamste toevluchts-
oorden waren Frankrijk, Duitschland en Engeland. Zij, die
in onze stad bleven, werkten weldra ook uitsluitelijk voor het
buitenland. Voornamelijk op de Parijsche Jaarmarkt van
Saint Germain vonden de tafereeltjes onzer meesters zooveel
bijval en aftrek, dat verscheidene onzer begaafde Scheldezonen
zich in Frankrijks hoofdstad vestigden. De toen heer-
schende Vorst der Franschen, Louis XIV, strooide kwistig
's lands schatten uit, voor alwie door kunst en wetenschap
zijne regeering maar kon opluisteren. Zooals de Dekens onzer
Sint Lucasgilde het destijds verklaarden, droegen vooral de
Antwerpenaars veel bij, om in Frankrijk de schilderkunst en
de kunstnijverheid te doen bloeien. Van in het jaar 1648
kwamen eenige schilders en beeldhouwers op het gedacht
Parijs tot eene wezentlijke kunststad te maken, door het
oprichten eener aanzienlijke vereeniging, de Academie van
Beeldende Kunsten. De stichters daarvan waren voor de helft
Nederlanders ; drie der bijzonderste behoorden tot de Antwerp-
sche School, namelijk : de beeldhouwer Geeraard van Opstal
en de schilders Joost van Egmont en Peter van Mol. Onze
landgenooten droegen ook veel bij om toen in Frankrijks
hoofdstad eene bestendige tentoonstelling te openen, en
zoo moest Parijs, in plaats van Antwerpen, Europa's
kunststad worden.
Het was toen, dat David Teniers II zijne onttroonde ge-
boortestad ter hulp snelde, om haar tegen de mededinging van
Parijs bestand te maken. Met Hendrik van Halmale, den toen-
maligen Buiten-Burgemeester van Antwerpen en Hoofdman
onzer Sint Lucasgilde, knoopte hij eene briefwisseling aan,
welke voor doel had te Antwerpen eene Koninklijke Academie
On^e schilders in den vreemde
steden fortuin te zoeken. Hunne voornaamste toevluchts-
oorden waren Frankrijk, Duitschland en Engeland. Zij, die
in onze stad bleven, werkten weldra ook uitsluitelijk voor het
buitenland. Voornamelijk op de Parijsche Jaarmarkt van
Saint Germain vonden de tafereeltjes onzer meesters zooveel
bijval en aftrek, dat verscheidene onzer begaafde Scheldezonen
zich in Frankrijks hoofdstad vestigden. De toen heer-
schende Vorst der Franschen, Louis XIV, strooide kwistig
's lands schatten uit, voor alwie door kunst en wetenschap
zijne regeering maar kon opluisteren. Zooals de Dekens onzer
Sint Lucasgilde het destijds verklaarden, droegen vooral de
Antwerpenaars veel bij, om in Frankrijk de schilderkunst en
de kunstnijverheid te doen bloeien. Van in het jaar 1648
kwamen eenige schilders en beeldhouwers op het gedacht
Parijs tot eene wezentlijke kunststad te maken, door het
oprichten eener aanzienlijke vereeniging, de Academie van
Beeldende Kunsten. De stichters daarvan waren voor de helft
Nederlanders ; drie der bijzonderste behoorden tot de Antwerp-
sche School, namelijk : de beeldhouwer Geeraard van Opstal
en de schilders Joost van Egmont en Peter van Mol. Onze
landgenooten droegen ook veel bij om toen in Frankrijks
hoofdstad eene bestendige tentoonstelling te openen, en
zoo moest Parijs, in plaats van Antwerpen, Europa's
kunststad worden.
Het was toen, dat David Teniers II zijne onttroonde ge-
boortestad ter hulp snelde, om haar tegen de mededinging van
Parijs bestand te maken. Met Hendrik van Halmale, den toen-
maligen Buiten-Burgemeester van Antwerpen en Hoofdman
onzer Sint Lucasgilde, knoopte hij eene briefwisseling aan,
welke voor doel had te Antwerpen eene Koninklijke Academie