1214
Cornelis Jo^ef d'Heur
pen, en de Engel met de drie Jongelingen in het
Fornuis en de Profeet David. Bij den heer Edward
Kums onzer stad prijken van Jacob de Wit vier in grauw
geschilderde Kindergroepjes.
Meester de Wit had als grauwschilder spoedig eenen
opvolger in Cornelis Jozef d'Heur, die op 27 Maart 1707 uit
den Luikschen beeldhouwer Thomas d'Heur werd geboren.
De jongeling ging op zijn negende jaar het schilderen leeren
bij Deken Kasper Jacob van Opstal. Toen deze op 12 Ja-
nuari 1717 was begraven, hernam d'Heur zijne kunststudiën
onder de leiding van den zedenschilder Jan Jozef Horemans I,
en vervolgens ging hij zich nog oefenen bij meester Peter
Snijers. In plaats van nu in onze stad vrijschilder te worden,
begaf d'Heur zich naar Parijs, om zijne kunststudiën te vol-
trekken. Daar behaalde hij in de jaarlijksche wedstrijden
voor het schilderen in 1730 den derden, in 1731 den tweeden
en in 1732 den eersten prijs. Met die eeretitels keerde de
vijf en twintig-jarige kunstenaar terug naar zijne geboortestad;
doch hij kon, helaas! nu niets anders meer schilderen dan
grauwtjes. Ons museum bewaart er nog zes van : de Wape ns
der Sint Michielsabdij, het Wapen van Jacobus
Thomas, vijftigsten Abt van Sint Michiels, drie Kinder-
groepjes, voorstellende de Voorzichtigheid, de Gerechtig-
heid en de Kracht, en een allegorisch tafereel het Onderwijs
der Doorzichtkunde, geteekend: C: J: D : Heur 1761./.
Dit laatste paneel maalde onze meester voor de bestuurzaal
der Antwerpsche Academie, van welke d'Heur op 1 Decem-
ber 1749 tot medebestuurder en leeraar van bouw-, doorzicht-
en meetkunde werd benoemd. Betreffende dit laatste vak liet
de grauwschilder verscheidene handschriften na, toen hij te
Antwerpen overleed op 12 Maart 1762.
Cornelis Jo^ef d'Heur
pen, en de Engel met de drie Jongelingen in het
Fornuis en de Profeet David. Bij den heer Edward
Kums onzer stad prijken van Jacob de Wit vier in grauw
geschilderde Kindergroepjes.
Meester de Wit had als grauwschilder spoedig eenen
opvolger in Cornelis Jozef d'Heur, die op 27 Maart 1707 uit
den Luikschen beeldhouwer Thomas d'Heur werd geboren.
De jongeling ging op zijn negende jaar het schilderen leeren
bij Deken Kasper Jacob van Opstal. Toen deze op 12 Ja-
nuari 1717 was begraven, hernam d'Heur zijne kunststudiën
onder de leiding van den zedenschilder Jan Jozef Horemans I,
en vervolgens ging hij zich nog oefenen bij meester Peter
Snijers. In plaats van nu in onze stad vrijschilder te worden,
begaf d'Heur zich naar Parijs, om zijne kunststudiën te vol-
trekken. Daar behaalde hij in de jaarlijksche wedstrijden
voor het schilderen in 1730 den derden, in 1731 den tweeden
en in 1732 den eersten prijs. Met die eeretitels keerde de
vijf en twintig-jarige kunstenaar terug naar zijne geboortestad;
doch hij kon, helaas! nu niets anders meer schilderen dan
grauwtjes. Ons museum bewaart er nog zes van : de Wape ns
der Sint Michielsabdij, het Wapen van Jacobus
Thomas, vijftigsten Abt van Sint Michiels, drie Kinder-
groepjes, voorstellende de Voorzichtigheid, de Gerechtig-
heid en de Kracht, en een allegorisch tafereel het Onderwijs
der Doorzichtkunde, geteekend: C: J: D : Heur 1761./.
Dit laatste paneel maalde onze meester voor de bestuurzaal
der Antwerpsche Academie, van welke d'Heur op 1 Decem-
ber 1749 tot medebestuurder en leeraar van bouw-, doorzicht-
en meetkunde werd benoemd. Betreffende dit laatste vak liet
de grauwschilder verscheidene handschriften na, toen hij te
Antwerpen overleed op 12 Maart 1762.