Jan Baptist Wolffordt
633
Salomo. Thans kent men nog enkel twee zijner paneeltjes.
Zij prijken te Madrid en toonen ons beidende Heilige
Familie op Vlucht naar Egypte. Des kunstenaars
eenige zoon, Jan Baptist Wolffordt, in onze hoofdkerk gedoopt
op i5 November 1623, onderscheidde zich in het landschap.
Hij toog jong naar Italië en vestigde zich daarna in Holland,
waar te Rotterdam van hem nog een Bergachtig Land-
schap met Dieren prijkt.
De eerste onzer voorname schilders, die, in eenen langen
levensloop, geene wettige vrouw tot levensgezellin zou kiezen,
was Abraham Matthijs. Hij was zoon van den vischverkooper
Hendrik Matthijs en Margaretha van Roubergen, die in hun
eigen huis « de Regenboog » aan de Vischmarkt woonden,
toen onze Abraham in 1581 ter wereld kwam. Op tien-
jarigen ouderdom ging hij in de leer bij Tobias van Haecht,
en in Mei 1603 staat hij bij ons Magistraat reeds aangeteekend
als buiten het land wezende. De twintig schoonste jaren zijns
levens verbleef Abraham Matthijs in Italië. Eerst in 1619
vinden wij hem binnen onze stad terug. Hij werd dan vrij-
meester en ontving eenen leerling, doch vertrok weer aan-
stonds; want hij zelf getuigt, dat hij van 1619 tot Kersmis 1623
van Antwerpen afwezig was. Van 1633 tot 1644 zlcn w*j nem
bijna jaarlijks eenen leerling ontvangen, en in eerstgemeld
jaar vervaardigde hij voor de achterzijde van den hoogen
altaar onzer hoofdkerk een uitgestrekt tafereel : de Dood van
Maria, dat hem 800 gulden werd betaald. Aan dit gewrocht
is het goed te merken, dat de schilder in het buitenland verbleef,
terwijl Rubens hier zijne kunstomwenteling verrichtte. Mat-
thijs' kleuren zijn zoo krachteloos, zoo koud en onharmonisch,
dat zij veeleer aan van Veen dan aan Rubens herinneren.
633
Salomo. Thans kent men nog enkel twee zijner paneeltjes.
Zij prijken te Madrid en toonen ons beidende Heilige
Familie op Vlucht naar Egypte. Des kunstenaars
eenige zoon, Jan Baptist Wolffordt, in onze hoofdkerk gedoopt
op i5 November 1623, onderscheidde zich in het landschap.
Hij toog jong naar Italië en vestigde zich daarna in Holland,
waar te Rotterdam van hem nog een Bergachtig Land-
schap met Dieren prijkt.
De eerste onzer voorname schilders, die, in eenen langen
levensloop, geene wettige vrouw tot levensgezellin zou kiezen,
was Abraham Matthijs. Hij was zoon van den vischverkooper
Hendrik Matthijs en Margaretha van Roubergen, die in hun
eigen huis « de Regenboog » aan de Vischmarkt woonden,
toen onze Abraham in 1581 ter wereld kwam. Op tien-
jarigen ouderdom ging hij in de leer bij Tobias van Haecht,
en in Mei 1603 staat hij bij ons Magistraat reeds aangeteekend
als buiten het land wezende. De twintig schoonste jaren zijns
levens verbleef Abraham Matthijs in Italië. Eerst in 1619
vinden wij hem binnen onze stad terug. Hij werd dan vrij-
meester en ontving eenen leerling, doch vertrok weer aan-
stonds; want hij zelf getuigt, dat hij van 1619 tot Kersmis 1623
van Antwerpen afwezig was. Van 1633 tot 1644 zlcn w*j nem
bijna jaarlijks eenen leerling ontvangen, en in eerstgemeld
jaar vervaardigde hij voor de achterzijde van den hoogen
altaar onzer hoofdkerk een uitgestrekt tafereel : de Dood van
Maria, dat hem 800 gulden werd betaald. Aan dit gewrocht
is het goed te merken, dat de schilder in het buitenland verbleef,
terwijl Rubens hier zijne kunstomwenteling verrichtte. Mat-
thijs' kleuren zijn zoo krachteloos, zoo koud en onharmonisch,
dat zij veeleer aan van Veen dan aan Rubens herinneren.