DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0709
/
Hij heeft een eigen werkhuis
notaris getuigde later deze Jan Breughel, 1 « waerachtich te
wesen, dat hij, van joncx af, seer groote kennisse ende fa mi-
li ariteyt heeft gehadt met den seer vermaerden constschilder
van Dijck saliger, met den welcken hij, als hebbende bijcans
eenen ouderdom, is opgevoet geweest, ende dat soo lange als
wanneer sij, gecomen sijnde tot bequamen ouderdom, t'samen
hebben geweest in Italiën, ende aldaer gehadt ende gehouden
deselve familiariteyt ende vrintschap, malcanderen altijt com-
municerende de affairen ende consten, die deen of d'ander
hadde. Gelijcke communicatie ende gemeynschap heeft den
attestant gehadt met den selven van Dijck, alswanneer sij, van
Italiën gecomen sijnde, geresideert hebben binnen dese stadt,
altijt gesien, bij ende present geweest hebbende, wanneer den
selven van Dijck eenige nieuwe stucken ende rare wercken
onderhanden hadde. » In het afleggen dier zelfde getuigenis,
welke Breughel zegt bereid te zijn bij eede te bevestigen, ver-
klaart hij, ten jare i6i5, eer van Dijck naar Italië trok,
dagelijks ten huize te hebben verkeerd van zijnen vriend en
kunstmakker Antoon. De jonge van Dijck, die zich dan reeds
volleerd oordeelde, had zijnen meester van Balen al verlaten
en werkte voor eigene rekening in het huis « den Dom van
Keulen » der Lange Minderbroedersstraat, nu de Mutsaert-
straat geheeten. Op zekeren dag van gemeld jaar kwam Jan
Breughel in dit werkhuis van Antoon en hij zag er zijnen
oom, den ouden plaatsnijder Peter de Jode, als model staan
i Volgende bijzonderheden zijn getrokken uit de bescheiden eens gedings, van het
jaar 1660, over de echtheid van dertien tafereelen : Christus en de Twaalf
Apostelen, geschilderd door Antoon van Dijck. Zie : L. Galesloot : TJn proces
pour une vente de tdbleaux attribués a Antoine van Dijck, in de Annales de VAca-
démie d'Archéologie, Anvers, 1868, p. 5G1, benevens andere, nog ongekende oorkonden,
berustende in de archieven der stad Antwerpen,
Hij heeft een eigen werkhuis
notaris getuigde later deze Jan Breughel, 1 « waerachtich te
wesen, dat hij, van joncx af, seer groote kennisse ende fa mi-
li ariteyt heeft gehadt met den seer vermaerden constschilder
van Dijck saliger, met den welcken hij, als hebbende bijcans
eenen ouderdom, is opgevoet geweest, ende dat soo lange als
wanneer sij, gecomen sijnde tot bequamen ouderdom, t'samen
hebben geweest in Italiën, ende aldaer gehadt ende gehouden
deselve familiariteyt ende vrintschap, malcanderen altijt com-
municerende de affairen ende consten, die deen of d'ander
hadde. Gelijcke communicatie ende gemeynschap heeft den
attestant gehadt met den selven van Dijck, alswanneer sij, van
Italiën gecomen sijnde, geresideert hebben binnen dese stadt,
altijt gesien, bij ende present geweest hebbende, wanneer den
selven van Dijck eenige nieuwe stucken ende rare wercken
onderhanden hadde. » In het afleggen dier zelfde getuigenis,
welke Breughel zegt bereid te zijn bij eede te bevestigen, ver-
klaart hij, ten jare i6i5, eer van Dijck naar Italië trok,
dagelijks ten huize te hebben verkeerd van zijnen vriend en
kunstmakker Antoon. De jonge van Dijck, die zich dan reeds
volleerd oordeelde, had zijnen meester van Balen al verlaten
en werkte voor eigene rekening in het huis « den Dom van
Keulen » der Lange Minderbroedersstraat, nu de Mutsaert-
straat geheeten. Op zekeren dag van gemeld jaar kwam Jan
Breughel in dit werkhuis van Antoon en hij zag er zijnen
oom, den ouden plaatsnijder Peter de Jode, als model staan
i Volgende bijzonderheden zijn getrokken uit de bescheiden eens gedings, van het
jaar 1660, over de echtheid van dertien tafereelen : Christus en de Twaalf
Apostelen, geschilderd door Antoon van Dijck. Zie : L. Galesloot : TJn proces
pour une vente de tdbleaux attribués a Antoine van Dijck, in de Annales de VAca-
démie d'Archéologie, Anvers, 1868, p. 5G1, benevens andere, nog ongekende oorkonden,
berustende in de archieven der stad Antwerpen,