Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0718

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Van Dijck te Saventhem

aan zijnen jongelingsmisstap te storen, daar hij geene haast
had om de overzijde der Alpen te bereiken. In plaats van
den kortsten weg te nemen en de rechte baan te houden,
week hij af naar het zoo schilderachtig gelegen Brabantsch
dorpje Saventhem, waar hij een allerbekoorlijkst meisje
ontmoette. Eventwel was het geene eenvoudige malsche
boerin, zooals de sage zegt, maar wel eene slanke, rijk
getooide freule. 1 Daar de wakkere vrijer niet aan zijn
proefstuk, noch voornemens was ooit den gloed zijner
licht ontvlammende liefde te dempen, zoo stapte hij zonder
weifelen naar het hof der schoone, waar hij zich als
schilder deed aanmelden. De vader der aanminnige, Mar-
ten van Ophem, Drossaart der Baanderij Saventhem, was
een edel kunstminnaar, en de zwierige schilder was hem
recht welkom. Hij sloeg hem aanstonds voor een altaarta-
fereel te malen voor de kerk van Saventhem. Daar het den
verliefden Antoon geoorloofd werd dit kunststuk, ten huize
zelve van den engel zijner droomen, te ontwerpen en te vol-
tooien, laat het zich begrijpen, hoe gretig hij het voorstel
aannam. Het paneel moest verbeelden Sint Marten zijnen
Mantel deelende met den Armen, 2 omdat die heilige

achter laten zal. » Dit bastaardkind werd toen bij de begijn van Dijck opgevoed. Het was
dan reeds eene volwassen maagd geworden, welke moet geboren zijn omstreeks 1621
daar zij rond 1641 huwde en op 16 Februari 1642 beviel van haar eerste kind.

' L. Galesloot : Renseignements concernant l'amie d'Anloine van Dyck, in -de
Annalen de l'Académie d'Archéologie, Anvers, 1863, p. 36 et 1866, p. 436.

2 Dit meesterstuk prijkt nog op den zijaltaar der kerk van Saventhem, waar oud en
jong het liefdesavontuur van onzen schilder kent. Het gewrocht bleef van zijn ontstaan
tot hedeu de trots dier dorpelingen. Zij aarzelden niet het met levensgevaar Le beschutten-,
wanneer men het uit Saventhem wilde voeren. De in ons land gerukte Fransche legers
meenden, ten jare 1672, het altaarstuk mede te voeren; doch de Saventhemenaars wisten
het zoo stoutmoedig te verbergen, dat die poging werd verijdeld. In September 1739
kwamen de schilders Jacob de Roore en Geeraard Hoet van den Haag, om van het kerk-
bestuur de beroemde schilderij te koopen ; doch de parochianen snelden te wapen en ver-

»
 
Annotationen