DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0588
576
Rubens op %ijri buitengoed
De eigentlijke oorzaak, dat de anders zoo behendige bors-
telaar niet meer zoo vlug afwerkte en daardoor overkropt van
bestellingen geraakte, was wel degelijk de onbarmhartige
ziekte, die hem nu met slechts kleine verpoozingen folterde.
Nadat Rubens, op het einde der maand Juni i638, zijnen
Zegewagen van Calloo had zien optimmeren en uit-
rijden, begaf hij zich, met heel zijn huisgezin, terug naar de
heerlijkheid van Steen, om er zijne smarten te doen lenigen
door de koesterende buitenlucht. Zijn toestand verbeterde er
werkelijk en hij stelde zich dan ook weer moedig aan den
arbeid. Zulks blijkt uit onderstaanden brief, geschreven aan
zijnen vriend en leerling, Lucas Fayd'herbe, die zich te Ant-
werpen in Rubens' paleis bevond :
« Lieve wel beminde M. Lucas, 1
« lek hope dat u desen noch sal tot Antwerpen vinden,
want ick grootelijcken van noode hebbe een panneel daer drij
troniën op staen, soo groot als het leven, van mijn handt; te
wetene : eenen grammen soldaet met een swarte mutse op 't
hooft, ende een crijtende manstronie ende eenen lacher. Gij
sult mij groote vriendschappe doen, met dit selvige panneel
terstont over te senden, oft, ist ghij ghereet sijt om selver te
comen, mede te brenghen. Ende het sal goet sijn dat men
daer een of twee nieuwe panneelen op bint, omdat het niet en
soude quetsen onderweghen oft ghesien worden. Ons duncke,
vriendt, dat wij niet en vernemen van de flessen met vin d'Ay,
want den ghenen die wij mede droeghen is al wt.
Waer mede UE. wenschende ghesontheyt, ende aen Lijnt-
1 Het adres van dezen brief luidt : « Aen Monsieur, Mons.r Lucas Fedarbe, ten huyse
van Monsieur Piet.ro Pauolo Rubens, op den Wapper. Cito, eito, cito, tot Antwerpen. Post. »
Rubens op %ijri buitengoed
De eigentlijke oorzaak, dat de anders zoo behendige bors-
telaar niet meer zoo vlug afwerkte en daardoor overkropt van
bestellingen geraakte, was wel degelijk de onbarmhartige
ziekte, die hem nu met slechts kleine verpoozingen folterde.
Nadat Rubens, op het einde der maand Juni i638, zijnen
Zegewagen van Calloo had zien optimmeren en uit-
rijden, begaf hij zich, met heel zijn huisgezin, terug naar de
heerlijkheid van Steen, om er zijne smarten te doen lenigen
door de koesterende buitenlucht. Zijn toestand verbeterde er
werkelijk en hij stelde zich dan ook weer moedig aan den
arbeid. Zulks blijkt uit onderstaanden brief, geschreven aan
zijnen vriend en leerling, Lucas Fayd'herbe, die zich te Ant-
werpen in Rubens' paleis bevond :
« Lieve wel beminde M. Lucas, 1
« lek hope dat u desen noch sal tot Antwerpen vinden,
want ick grootelijcken van noode hebbe een panneel daer drij
troniën op staen, soo groot als het leven, van mijn handt; te
wetene : eenen grammen soldaet met een swarte mutse op 't
hooft, ende een crijtende manstronie ende eenen lacher. Gij
sult mij groote vriendschappe doen, met dit selvige panneel
terstont over te senden, oft, ist ghij ghereet sijt om selver te
comen, mede te brenghen. Ende het sal goet sijn dat men
daer een of twee nieuwe panneelen op bint, omdat het niet en
soude quetsen onderweghen oft ghesien worden. Ons duncke,
vriendt, dat wij niet en vernemen van de flessen met vin d'Ay,
want den ghenen die wij mede droeghen is al wt.
Waer mede UE. wenschende ghesontheyt, ende aen Lijnt-
1 Het adres van dezen brief luidt : « Aen Monsieur, Mons.r Lucas Fedarbe, ten huyse
van Monsieur Piet.ro Pauolo Rubens, op den Wapper. Cito, eito, cito, tot Antwerpen. Post. »