Een kunstwedstrijd
7^9
vervaardigen. Twee voorname schilders, Cornelis Schut en
Thomas Willeboirts, werden opgeroepen om elk een altaar-
stuk te malen, waarvan slechts het beste zou worden genomen
en betaald volgens schatting van deskundigen. De beide
kunstenaars aanvaardden de uitdaging en schilderden elk
eene Martelie van Sint Joris. Deze meesterstukken
werden in de hoofdkerk uitgestald, en heel onze kunstlievende
bevolking stroomde er heen, om ze te bewonderen en te
beoordeelen. Beide gewrochten werden zoo uitmuntend ge-
vonden, dat het bestuur der Gilde, tot vervelens toe, bleef
aarzelen om den keus te doen. In het begin der maand Au-
gustus was Schut dit talmen moede. Hij schreef dan aan het
Magistraat, dat hij eene overeenkomst had aangegaan, om,
in mededinging met « Willeboorts, sijnen confreer » het al-
taarstuk te malen; « dat elck hunder sijn beste gedaen heeft en
sijn werckindekatedrale kerck, nyet wijt van denanderen, lae-
ten hangen,in 't gesicht van alle de weirelt, sulcx dat elckeen
daer aff inspectie, tot contentement, heeft genomen. » Het was
dus tijd, ginghij voort, om den keus te doen, en hij verzocht den
Wethouderen het oordeelen op te dragen aan beëedigden,
meesters of Dekens van Sint Lucasgilde. De Stad voldeed op
4 Augustus aan dit verzoek; doch Willeboirts zond een tegen-
vertoog aan ons Collegie, wat voor gevolg had, dat het
Magistraat den beiden kamperen elk drie bevoegde scheids-
rechters liet benoemen, om het kunstvonnis te vellen. Hunne
uitspraak geschiedde in het voordeel van Schut. Zijne Ont-
hoofding van Sint Joris werd in de hoofdkerk op den
altaar van den Jongen Voetboog geplaatst, en thans prijkt zij
in ons museum. Dit merkwaardig tafereel, dat door den
schilder is gegraveerd, werd dus niet zonder reden gehouden
7^9
vervaardigen. Twee voorname schilders, Cornelis Schut en
Thomas Willeboirts, werden opgeroepen om elk een altaar-
stuk te malen, waarvan slechts het beste zou worden genomen
en betaald volgens schatting van deskundigen. De beide
kunstenaars aanvaardden de uitdaging en schilderden elk
eene Martelie van Sint Joris. Deze meesterstukken
werden in de hoofdkerk uitgestald, en heel onze kunstlievende
bevolking stroomde er heen, om ze te bewonderen en te
beoordeelen. Beide gewrochten werden zoo uitmuntend ge-
vonden, dat het bestuur der Gilde, tot vervelens toe, bleef
aarzelen om den keus te doen. In het begin der maand Au-
gustus was Schut dit talmen moede. Hij schreef dan aan het
Magistraat, dat hij eene overeenkomst had aangegaan, om,
in mededinging met « Willeboorts, sijnen confreer » het al-
taarstuk te malen; « dat elck hunder sijn beste gedaen heeft en
sijn werckindekatedrale kerck, nyet wijt van denanderen, lae-
ten hangen,in 't gesicht van alle de weirelt, sulcx dat elckeen
daer aff inspectie, tot contentement, heeft genomen. » Het was
dus tijd, ginghij voort, om den keus te doen, en hij verzocht den
Wethouderen het oordeelen op te dragen aan beëedigden,
meesters of Dekens van Sint Lucasgilde. De Stad voldeed op
4 Augustus aan dit verzoek; doch Willeboirts zond een tegen-
vertoog aan ons Collegie, wat voor gevolg had, dat het
Magistraat den beiden kamperen elk drie bevoegde scheids-
rechters liet benoemen, om het kunstvonnis te vellen. Hunne
uitspraak geschiedde in het voordeel van Schut. Zijne Ont-
hoofding van Sint Joris werd in de hoofdkerk op den
altaar van den Jongen Voetboog geplaatst, en thans prijkt zij
in ons museum. Dit merkwaardig tafereel, dat door den
schilder is gegraveerd, werd dus niet zonder reden gehouden