862 Rampzalig levenseinde van de Brouwer
roemden plaatsnijder Pauwel du Pont, die toen met zijne gade,
Christina Herselin, in de iiverdijstraat woonde, in het huis
zijns schoonvaders, dat thans nummer 11 draagt. ïn ditzelfde
jaar, dat onze Adriaan bij du Pont den kost zocht, trad hij
met zijnen gastheer in de Sint Lucasgilde ook op als lid harer
Rederijk-Kamer. Alhoewel hij nu 18 gulden betaalde, om aan
de gezellige smul- en braspartijen der Violieren te kunnen deel-
nemen, toch mag men daarom niet meenen, dat zijn genie hem
toch eindelijk de welverdiende schatten had doen vergaren,
of dat hij van levenswijze veranderd was. Wel integendeel!
Op 12 Februari 1635 is zijn nood ten top gestegen. Al zijne
vroegere gedane beloften, om zijne schuldeischers te voldoen,
had hij weer in den wind geslagen. Het gerecht wilde zijnen
ganschen boedel in beslag nemen; maar hij was doortrapt
genoeg, om, dien zelfden dag, al wat hij bezat over te maken
aan zijnen tafelheer Pauwel du Pont, wien hij ook al 225 gul-
den voor negen maanden mondkosten en 72 gulden van
verschoten geld schuldig bleef. Den in Maart 1636 vinden wij
Adriaan de Brouwer te Antwerpen in gezelschap van de
beroemde Hollandsche schilders Jan Lievens en Jan de
Heem, die wij aanstonds zullen ontmoeten. In de rekening
der Sint Lucasgilde van 18 September i636 tot 18 September
1637 staat Adriaan de Brouwer nog aangeteekend als lief-
hebber van de Rederijk-Kamer de Violier, aan wier jaarlijksch
feestmaal hij toen ook nog deel nam. Het was echter voor
den laatsten keer. Korts nadien overviel hem de toen heer-
schende pest, welke hem uit het leven rukte in den jeugdigen
ouderdom van slechts twee en dertig jaren. Het lijk van den
ongelukkige werd op 1 Februari i638 in de kerk der Onze-
Lieve-Vrouwenbroeders onder de aarde gedolven, terwijl niet
roemden plaatsnijder Pauwel du Pont, die toen met zijne gade,
Christina Herselin, in de iiverdijstraat woonde, in het huis
zijns schoonvaders, dat thans nummer 11 draagt. ïn ditzelfde
jaar, dat onze Adriaan bij du Pont den kost zocht, trad hij
met zijnen gastheer in de Sint Lucasgilde ook op als lid harer
Rederijk-Kamer. Alhoewel hij nu 18 gulden betaalde, om aan
de gezellige smul- en braspartijen der Violieren te kunnen deel-
nemen, toch mag men daarom niet meenen, dat zijn genie hem
toch eindelijk de welverdiende schatten had doen vergaren,
of dat hij van levenswijze veranderd was. Wel integendeel!
Op 12 Februari 1635 is zijn nood ten top gestegen. Al zijne
vroegere gedane beloften, om zijne schuldeischers te voldoen,
had hij weer in den wind geslagen. Het gerecht wilde zijnen
ganschen boedel in beslag nemen; maar hij was doortrapt
genoeg, om, dien zelfden dag, al wat hij bezat over te maken
aan zijnen tafelheer Pauwel du Pont, wien hij ook al 225 gul-
den voor negen maanden mondkosten en 72 gulden van
verschoten geld schuldig bleef. Den in Maart 1636 vinden wij
Adriaan de Brouwer te Antwerpen in gezelschap van de
beroemde Hollandsche schilders Jan Lievens en Jan de
Heem, die wij aanstonds zullen ontmoeten. In de rekening
der Sint Lucasgilde van 18 September i636 tot 18 September
1637 staat Adriaan de Brouwer nog aangeteekend als lief-
hebber van de Rederijk-Kamer de Violier, aan wier jaarlijksch
feestmaal hij toen ook nog deel nam. Het was echter voor
den laatsten keer. Korts nadien overviel hem de toen heer-
schende pest, welke hem uit het leven rukte in den jeugdigen
ouderdom van slechts twee en dertig jaren. Het lijk van den
ongelukkige werd op 1 Februari i638 in de kerk der Onze-
Lieve-Vrouwenbroeders onder de aarde gedolven, terwijl niet