Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0924

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
912

Hendrik van Lint

zegde. Hij beval uitdrukkelijk, dat zij hem zou dienen tot in
zijn ziek- en doodsbed, en bijaldien zijne familie Anneken
wilde van hem verwijderen, dan zou zij, bij de 5oo gulden
er nog 1000 trekken. Daags nadien teekende hij de lieve alweer
eene schuldbekentenis van 3oo gulden ; doch de arglistige
misachtte al die blijken van toegenegenheid, en bracht het
daardoor zoo verre, dat zij met den verliefden oude, op 10
September 1680, eene gunstige huwelijksvoorwaarde sloot en
den volgenden dag binnen de hoofdkerk in den echt trad. Hun
huwelijk werd nog met drie zonen gezegend ; doch vader van
Lint werd reeds op 25 September 1690 met een groot koorlijk
in de hoofdkerk begraven. Zijn jongste zoon, Hendrik, geboren
den 26'1 Januari 1684, gevoelde neiging voor de schilderkunst
en trad ten jare 1697 in het werkhuis van Peter van Bredael.
Na bij dezen meester zijne studiejaren te hebben voltrokken,
ging hij voor goed naar Rome. In de Nederlandsche kunste-
naarsbent aldaar ontving hij den bijnaam Studio, gewis daar
hij vlijtig arbeidde; want hij maalde er tafereelen als het
kleurige Landschap met Brug, waarover Volk trekt
dat eenen Stier gaat offeren, hetwelk heden nog in
het museum van Turijn prijkt, met de onderteekening :
H. van Lint f. R(oma) 1726. Toen zijne moeder, op i3
Mei 1710 stierf, erfde Hendrik van Lint alleen hare nalaten-
schap, daar zijn eene broeder als kind overleed, en de andere
het habijt der Lieven-Vrouwenbroeders had aangetrokken.
In Rome wedergekeerd huwde Hendrik van Lint Rosa Fio-
relli, en werd zoo de stamvader van het Italiaansche geslacht
der van Lints, waarin het kunstgevoel nog niet verstorven is.

Tot Rubens' School behoort ook Jan Baptist Borrekens,
van wien er nog twee doeken, in den trant des Oppermees-
 
Annotationen