Zijn welstand
921
dit ambt waarnam, kocht hij op 14 Juni i65o het groot huis
den Bok in de Arenbergstraat, dat de Fluweelen Breüghel zoo
heerlijk tot kunstenaarsverbiijf had ingericht. Nauwelijks
had onze meester zich in deze woning gevestigd, of hij werd
ziek, om nooit meer te genezen. Den 1411 September i652 ver-
leed hij te bed een wederzijdsch testament met zijne zuster
Maria, en zij maakten hunner halve zuster, Geertruid Strijen,
een legaat van 5oo gulden. Zooals men ziet bleef Willeboirts
ongehuwd. Hij woonde met zijne nicht, eenen dienaar-mede-
werker en eenen leerjongen. Maanden lag hij reeds op de
zieksponde, toen hij op 2 Januari 1654, bijna stervend, zijnen
uitersten wil deed kennen. Hij verzocht in de kerk der
Lieve-Vrouwenbroeders begraven te worden met een koor-
lijk van 60 flambeeuwen. Voor het maken van een grafge-
denkteeken bestemde hij 400 gulden. Aan het klooster der
gemelde paters schonk hij 5o gulden; hun superior ontving
een stamboek van den Paus Barberini, (Urbanus VIII),
en hij mocht nog een tafereel kiezen uit de na te laten schil-
derijen. Aan zijne nicht, Geertruid Grijp, maakte hij 600 gulden
« voor al de moeyten ende fastidiën, die sij met hem heeft
gehadt. » Zijn knecht-medewerker, Johan van Erlewijn,
kreeg een rouwkleed en 100 pattakons, benevens al zijne
kleederen, twaalf zijner beste hemden, al de teekeningen van
hem en andere meesters, zijne schilderezels, wrijfsteenen,
ramen, onbeschilderde doeken, verven, «tot den oltremarien
toe; » twaalf zijner geschetste portretten en eene tronie van
van Dijck. Voor het opstellen van dit testament en genoten
bewijzen van vriendschap en weldaden, maakte onze kranke
den notaris « eene staende naeckte Vrouw met eenen
bonten Mantel om, nederwaerts siende, » benevens eene
921
dit ambt waarnam, kocht hij op 14 Juni i65o het groot huis
den Bok in de Arenbergstraat, dat de Fluweelen Breüghel zoo
heerlijk tot kunstenaarsverbiijf had ingericht. Nauwelijks
had onze meester zich in deze woning gevestigd, of hij werd
ziek, om nooit meer te genezen. Den 1411 September i652 ver-
leed hij te bed een wederzijdsch testament met zijne zuster
Maria, en zij maakten hunner halve zuster, Geertruid Strijen,
een legaat van 5oo gulden. Zooals men ziet bleef Willeboirts
ongehuwd. Hij woonde met zijne nicht, eenen dienaar-mede-
werker en eenen leerjongen. Maanden lag hij reeds op de
zieksponde, toen hij op 2 Januari 1654, bijna stervend, zijnen
uitersten wil deed kennen. Hij verzocht in de kerk der
Lieve-Vrouwenbroeders begraven te worden met een koor-
lijk van 60 flambeeuwen. Voor het maken van een grafge-
denkteeken bestemde hij 400 gulden. Aan het klooster der
gemelde paters schonk hij 5o gulden; hun superior ontving
een stamboek van den Paus Barberini, (Urbanus VIII),
en hij mocht nog een tafereel kiezen uit de na te laten schil-
derijen. Aan zijne nicht, Geertruid Grijp, maakte hij 600 gulden
« voor al de moeyten ende fastidiën, die sij met hem heeft
gehadt. » Zijn knecht-medewerker, Johan van Erlewijn,
kreeg een rouwkleed en 100 pattakons, benevens al zijne
kleederen, twaalf zijner beste hemden, al de teekeningen van
hem en andere meesters, zijne schilderezels, wrijfsteenen,
ramen, onbeschilderde doeken, verven, «tot den oltremarien
toe; » twaalf zijner geschetste portretten en eene tronie van
van Dijck. Voor het opstellen van dit testament en genoten
bewijzen van vriendschap en weldaden, maakte onze kranke
den notaris « eene staende naeckte Vrouw met eenen
bonten Mantel om, nederwaerts siende, » benevens eene