982
David Teniers de Jonge
te kunnen aanveerden, daar hij al te dikwijls genoodzaakt is
buiten de stad te reizen, om zijne schilderijen aan den man
te helpen. De tweede maal vinden wij den jongen Teniers
op 25 Juli 1629 in de gevangenis het Steen, waar hij zijnen
gekerkerden vader kwam troosten, en weer als getuige dienen,
bij het geven eener volmacht aan den procureur Peter le
Roy, die den ouden Teniers uit de klem moest helpen. Op
beide tijdstippen staat onze jeugdige kunstenaar als « David
Teniers den Jonge » aangeteekend. Dat hij zich echter toen
reeds als schilder in de kunstwereld deed gelden, gelooven
wij niet. De voortdurende geldverlegenheid zijner ouders
belemmerde de uiting van zijn eigenaardig talent. Hij was
gedwongen met overhaasting voor de keuken te werken. Om
maar spoedig geld te slaan, vervaardigde hij naar allerhande
meesters kopijen, welke vader Teniers op de jaarmarkten
ging uitstallen. Dit ellendig nabootserswerk liet de begaafde
jongeling toch zoo spoedig mogelijk varen. Terwijl hij nog
bij zijne ouders, in het huis « de Drij Vlammen, » nummer
76 op de Lombaardevest, bleef wonen, kocht hij in 1633
zijn vrijmeesterschap, om voor eigene rekening stalen zijner
aangeboren kunstgaven te mogen leveren.
De jonge Teniers deed zich voornamelijk als kolorist op-
merken. Hij was een der schoonste schilders, op welke de
Antwerpsche School roemen kon. Eerst maalde onze jeugdige
meester in warmen bruingouden toon, alsof hij ook als
kolorist Adriaan de Brouwer tot voorbeeld nam. Zoodra hij
meer uit eigen oogen zag, verhelderde hij van kleur, en met
zijne schitterende zilverachtige tinten, zijne doorschijnende,
bonte, zachtversmeltende toontjes en zijn dichterlijk licht, ver-
kreeg hij het hem eigene levendig en harmonisch koloriet.
David Teniers de Jonge
te kunnen aanveerden, daar hij al te dikwijls genoodzaakt is
buiten de stad te reizen, om zijne schilderijen aan den man
te helpen. De tweede maal vinden wij den jongen Teniers
op 25 Juli 1629 in de gevangenis het Steen, waar hij zijnen
gekerkerden vader kwam troosten, en weer als getuige dienen,
bij het geven eener volmacht aan den procureur Peter le
Roy, die den ouden Teniers uit de klem moest helpen. Op
beide tijdstippen staat onze jeugdige kunstenaar als « David
Teniers den Jonge » aangeteekend. Dat hij zich echter toen
reeds als schilder in de kunstwereld deed gelden, gelooven
wij niet. De voortdurende geldverlegenheid zijner ouders
belemmerde de uiting van zijn eigenaardig talent. Hij was
gedwongen met overhaasting voor de keuken te werken. Om
maar spoedig geld te slaan, vervaardigde hij naar allerhande
meesters kopijen, welke vader Teniers op de jaarmarkten
ging uitstallen. Dit ellendig nabootserswerk liet de begaafde
jongeling toch zoo spoedig mogelijk varen. Terwijl hij nog
bij zijne ouders, in het huis « de Drij Vlammen, » nummer
76 op de Lombaardevest, bleef wonen, kocht hij in 1633
zijn vrijmeesterschap, om voor eigene rekening stalen zijner
aangeboren kunstgaven te mogen leveren.
De jonge Teniers deed zich voornamelijk als kolorist op-
merken. Hij was een der schoonste schilders, op welke de
Antwerpsche School roemen kon. Eerst maalde onze jeugdige
meester in warmen bruingouden toon, alsof hij ook als
kolorist Adriaan de Brouwer tot voorbeeld nam. Zoodra hij
meer uit eigen oogen zag, verhelderde hij van kleur, en met
zijne schitterende zilverachtige tinten, zijne doorschijnende,
bonte, zachtversmeltende toontjes en zijn dichterlijk licht, ver-
kreeg hij het hem eigene levendig en harmonisch koloriet.