994
Tenters ontadeld
als voogd der weezen Breughel. Sindsdien had de vernederde
zijnen haat aangevuurd. Bij de eerste gelegenheid zou hij
dien in wraak bekoelen. Daartoe was het gunstig oogenblik
nu gekomen. In April 1649 waren er twee wapenherauten
afgestapt in de herberg « Sint Michiel » op de Minder-
broedersrui te Antwerpen. Borrekens ging deze opzieners der
adellijke wapenschilden vinden. Na den onwettigen bla-
zoenvoerder te hebben verklikt, zegde hij hun : « Brilt hem
van deghe ; ick wil UL. eens lustich met den renschen wijn
tracteren. » Dit verraderlijke voorstel loeg den wapenherauten
toe. Zij betrapten den onechten edelman en verklaarden :
« Teniers vervallen te wesen in de breuck van te voeren sijne
wapene, » waarvoor zij onzen schilder geld en vier schilde-
rijen wisten af te persen. Teniers, wien deze onteering zeer
ergerde, deed onderzoeken, wie zijn verrader was.Van Thie-
len werd sterk verdacht; maar in den avond van den 2yn
April 1649 ging Jan Breughel II met een paar getuigen naar de
gemelde herberg Sint Michiel. Daar onderschepte hij van
eenen der wapenherauten, « die te gast en seervrolijck beschon-
ken was geweest bij Signor Borrekens, » wie de eigentlijke
verklikker was. Die ontdekking verontwaardigde Breughel.
Hij zegde : « dat hij hem schaemde van alsulcke vilainie ende
guyterye van aenbrengen, » waarop de wapenheraut tot
afscheid antwoordde : * Monsieur Breughel, UL. die is den
swaegher van deen ende dander ; UL. moet desen peys maec-
ken, want het maer eenen piek en is ; en oock, de schade die
is kleyn. » Voor Teniers was echter de schande des te groo-
ter ; want hij deed zich toch zoo graag voor edelman door-
gaan. Om zich als dusdanig te doen erkennen en zijn blazoen
te mogen dragen, zond Teniers een vertoog naar het Hof,
Tenters ontadeld
als voogd der weezen Breughel. Sindsdien had de vernederde
zijnen haat aangevuurd. Bij de eerste gelegenheid zou hij
dien in wraak bekoelen. Daartoe was het gunstig oogenblik
nu gekomen. In April 1649 waren er twee wapenherauten
afgestapt in de herberg « Sint Michiel » op de Minder-
broedersrui te Antwerpen. Borrekens ging deze opzieners der
adellijke wapenschilden vinden. Na den onwettigen bla-
zoenvoerder te hebben verklikt, zegde hij hun : « Brilt hem
van deghe ; ick wil UL. eens lustich met den renschen wijn
tracteren. » Dit verraderlijke voorstel loeg den wapenherauten
toe. Zij betrapten den onechten edelman en verklaarden :
« Teniers vervallen te wesen in de breuck van te voeren sijne
wapene, » waarvoor zij onzen schilder geld en vier schilde-
rijen wisten af te persen. Teniers, wien deze onteering zeer
ergerde, deed onderzoeken, wie zijn verrader was.Van Thie-
len werd sterk verdacht; maar in den avond van den 2yn
April 1649 ging Jan Breughel II met een paar getuigen naar de
gemelde herberg Sint Michiel. Daar onderschepte hij van
eenen der wapenherauten, « die te gast en seervrolijck beschon-
ken was geweest bij Signor Borrekens, » wie de eigentlijke
verklikker was. Die ontdekking verontwaardigde Breughel.
Hij zegde : « dat hij hem schaemde van alsulcke vilainie ende
guyterye van aenbrengen, » waarop de wapenheraut tot
afscheid antwoordde : * Monsieur Breughel, UL. die is den
swaegher van deen ende dander ; UL. moet desen peys maec-
ken, want het maer eenen piek en is ; en oock, de schade die
is kleyn. » Voor Teniers was echter de schande des te groo-
ter ; want hij deed zich toch zoo graag voor edelman door-
gaan. Om zich als dusdanig te doen erkennen en zijn blazoen
te mogen dragen, zond Teniers een vertoog naar het Hof,