Hij leeft als een Lazarus de Tormes 1021
den echt getreden met Joanna Huybrechts. Den 24"
November van het volgende jaar schonk zijne vrouw hem
eenen tweeling, welke Jacob en Peter werd gedoopt in Sint
Jacobs kerk. Aldaar bracht vader Gijsels op 20 Februari
1655 nog eenen zoon, Hendrik, ten doop, en den 2211 April 1658
alweer eenen tweeling, Lucia en Maria Anna. Maria Gijsels,
des kunstenaars zuster, hield het eerste wicht als meter over
de vont namens hare moeder Lucia Adriaens. Toen Gijsels'
laatste kind, den 1611 Juli 1660, het doopsel ontving, had het
den schilder Nicolaas Marten Ficriant tot peter. Gijsels moet
zich met zijne gade en kroost als van de wereld hebben afge-
zonderd ; want wTij zagen hem niet eens meer tusschen zijne
kunstmakkers optreden. Cornelis de Bie had hem in 1661
nog niet eens opgemerkt; doch later schreef hij als bijvoegsel
in zijn Gulden Cabinet : « Peeter Gijsels schilder van Ant-
werpen. Desen Peeter Gijsels is een groot overvlieger in de
const van cleyn beestjens, landtschappen en aerdighe bloemen
vuyt te wereken, daer de stadt van Antwerpen soo seer mach
op roemen ais sij oynt gedaen heeft op den Fluweelen Bren-
ghel, mits desen Gijsels hem niet en heeft te wijeken. Hij wort
onder de schilders genoemt Lazarus de Tormes, omdat hij
altijt sit in d'eenicheyt, vervremt van het geselschap, en
brenght voor den dach sulcke aengenaeme soeticheyt in de
schilderkonst, dat sijn schilderijen boven alle weerde geësti-
meert worden door estiem van hun eyghen selven. » De mi-
niatuurachtige gewrochten, welke hij in zijne eenzaamheid
maalde, werden alleen aangekocht door An'iwerpsche edellie-
den. Op het laatste zijns levens arbeidde hij aan een voor hem
buitengewoon groot doek van 83 centimeters hoog en 121 breed.
Daarop maalde hij, voor eenen lusthof en tegen eenen trot-
den echt getreden met Joanna Huybrechts. Den 24"
November van het volgende jaar schonk zijne vrouw hem
eenen tweeling, welke Jacob en Peter werd gedoopt in Sint
Jacobs kerk. Aldaar bracht vader Gijsels op 20 Februari
1655 nog eenen zoon, Hendrik, ten doop, en den 2211 April 1658
alweer eenen tweeling, Lucia en Maria Anna. Maria Gijsels,
des kunstenaars zuster, hield het eerste wicht als meter over
de vont namens hare moeder Lucia Adriaens. Toen Gijsels'
laatste kind, den 1611 Juli 1660, het doopsel ontving, had het
den schilder Nicolaas Marten Ficriant tot peter. Gijsels moet
zich met zijne gade en kroost als van de wereld hebben afge-
zonderd ; want wTij zagen hem niet eens meer tusschen zijne
kunstmakkers optreden. Cornelis de Bie had hem in 1661
nog niet eens opgemerkt; doch later schreef hij als bijvoegsel
in zijn Gulden Cabinet : « Peeter Gijsels schilder van Ant-
werpen. Desen Peeter Gijsels is een groot overvlieger in de
const van cleyn beestjens, landtschappen en aerdighe bloemen
vuyt te wereken, daer de stadt van Antwerpen soo seer mach
op roemen ais sij oynt gedaen heeft op den Fluweelen Bren-
ghel, mits desen Gijsels hem niet en heeft te wijeken. Hij wort
onder de schilders genoemt Lazarus de Tormes, omdat hij
altijt sit in d'eenicheyt, vervremt van het geselschap, en
brenght voor den dach sulcke aengenaeme soeticheyt in de
schilderkonst, dat sijn schilderijen boven alle weerde geësti-
meert worden door estiem van hun eyghen selven. » De mi-
niatuurachtige gewrochten, welke hij in zijne eenzaamheid
maalde, werden alleen aangekocht door An'iwerpsche edellie-
den. Op het laatste zijns levens arbeidde hij aan een voor hem
buitengewoon groot doek van 83 centimeters hoog en 121 breed.
Daarop maalde hij, voor eenen lusthof en tegen eenen trot-