Zijne studiejaren 1 iy3
in haar huis de Zeventien Provinciën, op de Kaasrui, was
overleden, deed zijn voogd en oom, de schilder Karei van der
Haegen, hem op het goudsmeden. Toen die oom in Juni van
hetzelfde jaar stierf, mocht onze Jacob, door tusschenkomst
van Abraham Genoels, zijne lievelingsstudie hervatten. Hij
ging dan in de leer bij den Brusselschen tapijtpatroonschilder
Lodewijk van Schoor, die zich in April 1696 te Antwerpen
was komen vestigen. Na bij de twee jaren van dezen meester
les te hebben ontvangen, ging de Roore op 11 Mei 1703 met
zijnen nieuwen voogd naar Brussel, om daar eenen anderen
leeraar te zoeken. Onverrichter zake keerden zij terug naar
Antwerpen, waar'de jonge Jacob nu het kunstonderwijs der
Sint Lucasgilde begon te volgen. Den 711 December 1705
werd hij ter Academie uitgeroepen als den eersten teekenaar
naar het leven, en den 17" Maart van het volgende jaar trad
hij, door voorspraak van Abraham Genoels, in het werkhuis
van Kasper Jacob van Opstal, die voor den besten onzer
toenmalige koloristen wTerd gehouden. Na twee jaren studie
onder de leiding van dezen kunstenaar, werd Jacob de Roore
in 1707 vrijmeester der AntwTerpsche Schilders-Kamer. Daar
het den jongen meester aan bestellingen ontbrak, zoo ving
hij aan met voor den vreemde kopijen naar oude tafereelen
te maken. Die vernederende arbeid duurde echter maar een
tweetal jaren. Zijn voogd, heer Jacob Willem Janssens,
Onder-Deken van het Kapittel der Sint Jacobskerk, bestelde
hem toen het tafereel : de Paters Trinitarissen die
Christenen Slaven afkoopen van de M use 1 mannen,
geteekend : /. D. Roore F 1709, dat nu nog in den grooten
beuk onzer Sint Jacobskerk is uitgestald. Het gewrocht is
merkwaardig als samenstelling en in sommige deden goed
geteekend. Ofschoon zwak, is het toch harmonisch gekleurd.
in haar huis de Zeventien Provinciën, op de Kaasrui, was
overleden, deed zijn voogd en oom, de schilder Karei van der
Haegen, hem op het goudsmeden. Toen die oom in Juni van
hetzelfde jaar stierf, mocht onze Jacob, door tusschenkomst
van Abraham Genoels, zijne lievelingsstudie hervatten. Hij
ging dan in de leer bij den Brusselschen tapijtpatroonschilder
Lodewijk van Schoor, die zich in April 1696 te Antwerpen
was komen vestigen. Na bij de twee jaren van dezen meester
les te hebben ontvangen, ging de Roore op 11 Mei 1703 met
zijnen nieuwen voogd naar Brussel, om daar eenen anderen
leeraar te zoeken. Onverrichter zake keerden zij terug naar
Antwerpen, waar'de jonge Jacob nu het kunstonderwijs der
Sint Lucasgilde begon te volgen. Den 711 December 1705
werd hij ter Academie uitgeroepen als den eersten teekenaar
naar het leven, en den 17" Maart van het volgende jaar trad
hij, door voorspraak van Abraham Genoels, in het werkhuis
van Kasper Jacob van Opstal, die voor den besten onzer
toenmalige koloristen wTerd gehouden. Na twee jaren studie
onder de leiding van dezen kunstenaar, werd Jacob de Roore
in 1707 vrijmeester der AntwTerpsche Schilders-Kamer. Daar
het den jongen meester aan bestellingen ontbrak, zoo ving
hij aan met voor den vreemde kopijen naar oude tafereelen
te maken. Die vernederende arbeid duurde echter maar een
tweetal jaren. Zijn voogd, heer Jacob Willem Janssens,
Onder-Deken van het Kapittel der Sint Jacobskerk, bestelde
hem toen het tafereel : de Paters Trinitarissen die
Christenen Slaven afkoopen van de M use 1 mannen,
geteekend : /. D. Roore F 1709, dat nu nog in den grooten
beuk onzer Sint Jacobskerk is uitgestald. Het gewrocht is
merkwaardig als samenstelling en in sommige deden goed
geteekend. Ofschoon zwak, is het toch harmonisch gekleurd.