1176 De Roore in Holland befaamd
een Monster verdrijft, een Engel met Faam-
bazuin die eene Vrouw met Kroon in de Wolken
voert, en de Maagd van Antwerpen, met Ceres,
Mercurius en Scaldis met Blazoenen en Opschrif-
ten. Deze tafereelen zijn zoo grootsch ontworpen en stout
geteekend, zoo zacht gekleurd en daarbij zoo zwaar gescha-
duwd, dat voorname kunstkenners ze ten onrechte voor
gewrochten van Cornelis Schut houden.
De werken, welke de Roore in ons stadhuis voltooide,
verbreidden zijne faam tot in Holland, vanwaar men hem ook
eenige bestellingen deed. In 1719 ontving hij zelfs twee
leerlingen in zijn werkhuis ; doch ongelukkiglijk vond de
meester geene tweede gelegenheid om zijnen stadgenooten te
toonen, dat hij een onzer beste toenmalige schilders was. Ten
jare 1720 werd hij naar Amsterdam geroepen, om daar
plafonds te schilderen. In Maart 1721 bevond zich onze
meester terug in Antwerpen. Hij bewoonde toen een huur-
huis in de Lange Nieuwstraat, met Joanna Catharina van
der Cammen, die hij op 14 Februari 1712 had gehuwd. De
vrouw was zwak en ziekelijk. Zij had hem een zoontje ge-
baard, dat op 29 Augustus 1718, in Sint Jacobskerk, Jacob
Jozef was gedoopt; maar het wichtje stierf en werd door
geen ander vervangen.
Daar de Roore in ons kwijnend Antwerpen aan geen
werk meer geraakte, nam hij nieuwe bestellingen aan in
Hollands bloeiende handelstad. Terwijl hij daar nu werk-
zaam was, ontving hij plotselings de droeve tijding, dat zijne
vrouw was gestorven. Hij snelde naar Antwerpen en kwam
daar nog bijtijcis aan, om haar op i5 Maart 1722 in de Pre-
dikheerenkerk te begraven. Nu verkocht hij heel zijnen huis-
een Monster verdrijft, een Engel met Faam-
bazuin die eene Vrouw met Kroon in de Wolken
voert, en de Maagd van Antwerpen, met Ceres,
Mercurius en Scaldis met Blazoenen en Opschrif-
ten. Deze tafereelen zijn zoo grootsch ontworpen en stout
geteekend, zoo zacht gekleurd en daarbij zoo zwaar gescha-
duwd, dat voorname kunstkenners ze ten onrechte voor
gewrochten van Cornelis Schut houden.
De werken, welke de Roore in ons stadhuis voltooide,
verbreidden zijne faam tot in Holland, vanwaar men hem ook
eenige bestellingen deed. In 1719 ontving hij zelfs twee
leerlingen in zijn werkhuis ; doch ongelukkiglijk vond de
meester geene tweede gelegenheid om zijnen stadgenooten te
toonen, dat hij een onzer beste toenmalige schilders was. Ten
jare 1720 werd hij naar Amsterdam geroepen, om daar
plafonds te schilderen. In Maart 1721 bevond zich onze
meester terug in Antwerpen. Hij bewoonde toen een huur-
huis in de Lange Nieuwstraat, met Joanna Catharina van
der Cammen, die hij op 14 Februari 1712 had gehuwd. De
vrouw was zwak en ziekelijk. Zij had hem een zoontje ge-
baard, dat op 29 Augustus 1718, in Sint Jacobskerk, Jacob
Jozef was gedoopt; maar het wichtje stierf en werd door
geen ander vervangen.
Daar de Roore in ons kwijnend Antwerpen aan geen
werk meer geraakte, nam hij nieuwe bestellingen aan in
Hollands bloeiende handelstad. Terwijl hij daar nu werk-
zaam was, ontving hij plotselings de droeve tijding, dat zijne
vrouw was gestorven. Hij snelde naar Antwerpen en kwam
daar nog bijtijcis aan, om haar op i5 Maart 1722 in de Pre-
dikheerenkerk te begraven. Nu verkocht hij heel zijnen huis-