DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0985
Jacob van Reesbroeck
973
stoffeeren. Reeds van in 1674 was het bouwkundig gedeelte
dier Kunstkamer aangelegd door Wilhelm van Ehrenberg;
doch zij ging traag vooruit, daar twintig meesters er op beurt
elk een tafereeltje moesten aan den wand schilderen. Toen
Coques de hand aan dit werk kon slaan,was zijne gezondheid
voor goed geknakt. Hij mocht slechts bij poozen en met
moeite zijne figuren malen tusschen de schilderijkens zijner
kunstmakkers. Ondanks de herhaalde bedreigingen met pro-
cessen van wege den procureur, om in bezit te komen van
de hem toegezegde Kunstkamer, duurde het tot einde 1683,
eer het zeldzame gewrocht kon worden afgeleverd, gelijk het
nu nog prijkt in het museum van den Haag. Coques kwijnde
voort, tot hij op 18 April 1684 stierf. Hij werd in Sint Joriskerk,
bij zijne eerste vrouw en zijne dochter, begraven.
Jacob van Reesbroeck genoot in zijnen tijd als por-
tretschilder befaamdheid, doch nu is men hem vergeten.
Hij werd den 6n December 1620 in onze hoofdkerk gedoopt,
en ging op zijn veertiende jaar zijn kunstonderricht zoeken
in het werkhuis van Jacob Spaeingaert. Ten jare 1642 werd
van Reesbroeck als vrijmeester bij de Schilders-Kamer inge-
lijfd. Korts nadien maalde hij portretstukken, zooals het tafereel
van de Familie van Heer Jan Baptist van Horen-
beke, dat onze schilder weigerde af te leveren voor 280 gul-
den. Thans zijn 's meesters voorname werken uit het oog ver-
loren. Men bewaart van hem nog enkel in het museum
Plantijn de portretten van Balthazar Moretus II en
zijne gade Anna Go os, hunnen zoon Balthazar Moretus
111 als jongeling, en diens grootmoeder Maria de S wee rdt,
vrouw van Jan Moretus II.
Den 6n December 1648 huwde Jacob van Reesbroeck,
973
stoffeeren. Reeds van in 1674 was het bouwkundig gedeelte
dier Kunstkamer aangelegd door Wilhelm van Ehrenberg;
doch zij ging traag vooruit, daar twintig meesters er op beurt
elk een tafereeltje moesten aan den wand schilderen. Toen
Coques de hand aan dit werk kon slaan,was zijne gezondheid
voor goed geknakt. Hij mocht slechts bij poozen en met
moeite zijne figuren malen tusschen de schilderijkens zijner
kunstmakkers. Ondanks de herhaalde bedreigingen met pro-
cessen van wege den procureur, om in bezit te komen van
de hem toegezegde Kunstkamer, duurde het tot einde 1683,
eer het zeldzame gewrocht kon worden afgeleverd, gelijk het
nu nog prijkt in het museum van den Haag. Coques kwijnde
voort, tot hij op 18 April 1684 stierf. Hij werd in Sint Joriskerk,
bij zijne eerste vrouw en zijne dochter, begraven.
Jacob van Reesbroeck genoot in zijnen tijd als por-
tretschilder befaamdheid, doch nu is men hem vergeten.
Hij werd den 6n December 1620 in onze hoofdkerk gedoopt,
en ging op zijn veertiende jaar zijn kunstonderricht zoeken
in het werkhuis van Jacob Spaeingaert. Ten jare 1642 werd
van Reesbroeck als vrijmeester bij de Schilders-Kamer inge-
lijfd. Korts nadien maalde hij portretstukken, zooals het tafereel
van de Familie van Heer Jan Baptist van Horen-
beke, dat onze schilder weigerde af te leveren voor 280 gul-
den. Thans zijn 's meesters voorname werken uit het oog ver-
loren. Men bewaart van hem nog enkel in het museum
Plantijn de portretten van Balthazar Moretus II en
zijne gade Anna Go os, hunnen zoon Balthazar Moretus
111 als jongeling, en diens grootmoeder Maria de S wee rdt,
vrouw van Jan Moretus II.
Den 6n December 1648 huwde Jacob van Reesbroeck,