Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0441

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Hij snelt naar Antwerpen 429

den kluister te verbreken , die hem aan Mantua bond. ïn
allerijl maakte hij nog de noodzakelijkste toebereidsels voor
de afreis. Terwijl zijn paard gezadeld werd, schreef hij aan
Annibale Chieppio, dat hij voor lang in Mantua zou afwezig
blijven. « De reden hiervan is, » zegt hij, « dat mij eergis-
teren de slechtste berichten rakende de gezondheid mijner
moeder zijn toegekomen. Haar toestand is dusdanig, dat, zoo
bij haren reeds hoogen ouderdom van twee en zeventig jaren,
de zeer gevaarlijke ziekte eener aamborstigheid moet gevoegd
worden, er voor haar geene andere uitkomst meer is te ver-
hopen dan diegene, waaraan alle stervelingen zijn onderwor-
pen. Het zal mij pijnlijk vallen bij dergelijk schouwspel
aanwezig te zijn. Ook valt het mij hard te vertrekken zonder
oorlof van mijnen Doorluchtigen Patroon. Ik beraadslaagde
daarover met Signor Magni en ik heb besloten, dat het mij
wel betamen zou alles aan te wenden om den Hertog on-
derweg te ontmoeten, en aldus deze of gene baan in te slaan,
volgens de berichten, die ik zal vernemen. Het is mij geene
kleine vertroosting te denken, dat, tijdens het verblijf Zijner
Hoogheid te Antwerpen, mijne bloedverwanten hem zullen
gebeden hebben mij te laten wederkomen... » Al het overige
van zijn schrijven waren louter plichtplegingen en uitvluchten,
om zijn afscheid te wettigen en ongehinderd te kunnen af-
reizen. « Van mijne wederkomst, » schreef hij nog, « zeg ik
anders niets, dan dat ik altoos zal gehoorzamen aan den wil
van mijnen Doorluchtigen Patroon en mij daaraan overal
en altijd zal onderwerpen als aan eene onschendbare wet. »
Hoe weinig Rubens de hier gegeven verzekering meende,
heeft zijne latere handelwijze afdoende bewezen. Op zijne
afreis deed hij geene de minste poging om den Heer van
 
Annotationen