Van den Branden, Frans Jozef Peter: Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool (Antwerpen, 1883)

456

Gewrochten van Jan Brenghel II

Peter Goetkind mocht ter nauwer nood zijn dochterken aan-
schouwen. Hij werd ©ogenblikkelijk door de nog immer
heerschende besmettelijke ziekte aangetast en stierf reeds o'p
27 Augustus 1625. Ook de jonge Brenghel vond zijn huis in
zwaren rouw. Als oudste van het gezin en als kunstenaar,
nam hij de bestiering van het werkhuis zijns overledenen vaders
op zich. Een der eerste gewrochten, welke hij toen maalde,
prijkt thans in het Belvedère te Weenen. Het is een groote,
prachtige Tuil met Lentebloemen, waarop vele insecten
zitten. Dit uitvoerig gemaald en schitterend gekleurd tafereel
draagt, naast de naamteekening, het jaartal 1625, en toch
werd het ten onrechte den vader toegeschreven. In de galerij
van Dresden bevinden zich ook drie tafereelen van Jan
Breughel den Jonge. Het zijn een rondeeltje : Landschap
met Dorpstaveerne, waarvoor een voerman met drie
paarden, geteekend : Brveghel, 1641 ; een boomrijk Land-
schap met verrezicht, en een Toren , op het Zee-
strand, met visschers op het voorplan, beide geteekend :
Brveghel, 1642. Ook te Munchen bevindt zich een merk-
waardig landschapje, met zicht op de zee, van denzelfden
meester. De figuurtjes op den voorgrond verbeelden Scipio
Africanus vóór Carthago, en het is insgelijks geteekend :
Brveghel, 1660. Het is dank aan deze jaartallen , dat
men de gewrochten van den zoon uit die zijns vaders heeft
kunnen onderscheiden, zoo behendig en schitterend zijn ze
gemaald. Tusschen de groote reeks van werken, die op den
naam van den Fluweelen Breughel prijken, moeten er zich
nog verscheidene van den jongen Jan Breughel bevinden.
Ook hij schilderde meer dan eens de Vijf Zinnen. Op
17 Juni 1634 verkocht hij, voor 300 gulden, vijf schilderijen,